Vier Geslachten.
 In het midden Sipkje Westerhof-Van Buiten te Blesse, 69 jaar; links Froukje Vleer-Westerhof te Eindhoven, 47 jaar; rechts Sipkje Wijtman-Vleer te Eindhoven, 25 jaar; de jongste is Froukje Wijtman, 3 maanden.
foto: Nieuwsblad van Friesland : Hepkema's courant, 15 aug.1941


Moeder en dochter in 1940 in het verzet: Froukje Vleer-Westerhof (47 jaar) en Sipkje Wijtman-Vleeren (25 jaar) helpen waar het kan.


Zijn werken met diverse Philips mensen samen zoals het echtpaar Rien en Johanna van Bruggen, J.M. Meerdink, ing. P. H.K. G. Cornelius (NatLab) en de echtgenote van Frits Philips, mevrouw Philips-Van Lennep.


Mevrouw S. Wijtman-Vleer

Mevrouw S. Wijtman-Vleer: "In de zomer van 1940 vingen mijn ouders aan met illegale activiteiten. Als enige dochter hielp ik vooral mijn moeder, omdat zij de spil in het geheel was. Aanvankelijk hielp ik met het verspreiden van illegale bladen als Trouw. Die bezorgde ik al wandelend met mijn baby – verstopt onder het matrasje – bij vertrouwde adressen aan huis".

Het illegale werk bracht mijn moeder in contact met een Philips-employé werkzaam op Nat Lab., ing. P. H.K. G. Cornelius, een Duitser van origine [sinds 27 mei 1948 Nederlander (Stbl. no. I 213). ] die met een joodse was getrouwd. Hij hield zich vooral bezig met het vervalsen van persoonsbewijzen voor joden en onderduikers en het vinden van onderduikadressen. Toen hij vroeg of wij onze woning aan de Julianastraat [in de oorlog is deze straat door de Duitsers omgedoopt in Sophiastraat ] daarvoor beschikbaar wilden stellen, hoefden we daar niet lang over na te denken.

Cornelius bracht mijn moeder in contact met de financier van zijn verzetsgroep, mevrouw Philips-Van Lennep. Eens per maand haalde mijn moeder geld bij haar op. In de "boekhouding” van mevrouw Sylvia Philips-Van Lennep getrouwd met Frits Philips, zo vernamen we na de oorlog, werd mijn moeder met de codenaam “Vleermuis” aangeduid.

Onze woning werd hoofdzakelijk als doorgangshuis gebruikt. Ook hebben wij er voor langere tijd tientallen onderduikers in huis gehad. Tijdens de bezetting was er veel loslippigheid onder de mensen, om maar te zwijgen van verraad. Daar zijn tal van joden het slachtoffer van geworden. Soms ook de helpers. Zo werd de familie Van der Wal uit onze buurt verraden en gearresteerd. Die hadden zes joden in huis. Het dag-en-nacht-parool was dan ook zwijgen en oppassen.

'In onze woning verstopten we wapens voor het echtpaar van Bruggen en we hielpen hen bij het zoeken naar onderduikadressen. Op een dag vernamen we dat we geen contact meer met hen moesten opnemen: de SD had hun illegale werkzaamheden ontdekt. Rien van Bruggen was met een politieagent, Aarts, bij Tilburg in de val gelopen toen ze met geallieerde piloten op weg naar België waren. Na de oorlog hoorde ik dat ze verraden waren.' Beiden overleven de oorlog niet en worden in kamp Vught geëxecuteerd.

Het grootste probleem voor ons was het vinden van onderduikadressen. Heel wat Eindhovenaren durfden het niet aan een onderduiker in huis te nemen. Wekenlang waren we daarvoor soms op pad. En ik moet helaas zeggen dat sommige joden heel lastig of kieskeurig konden zijn. Ik herinner me een vrouw voor wie geen enkel adres naar haar zin was. Het was te klein of er was te weinig comfort. Velen daarvan raakten daardoor in moeilijkheden en werden opgepakt. Weer andere joden gaven blijk van wantrouwen tegenover ons. Voordat ze door ons werden ondergebracht, werd hun huisraad onder verschillende adressen verdeeld, zo van de linkerschoen hier en de rechterschoen daar. Dan waren de mensen in staat om te zeggen; jullie zoeken het verder zelf maar uit. Er waren na de oorlog ook mensen die zeiden: zoiets doen we nooit meer.

Na de bevrijding hielpen wij opnieuw joden. Nu die - nog in hun streepjespakken gekleed - uit de concentratiekampen terugkeerden en in het Veemgebouw van Philips werden opgevangen waar we hen moesten ontluizen. Ik vond het heel indrukwekkend hoe die uitgemergelde mensen, die nauwelijks konden staan, het Wilhelmus zongen. Wij hebben onze plicht gedaan en wisten vooral door de inzet van mijn moeder een groot aantal joden uit handen van de Duitsers te houden. Mijn moeder is nooit voor haar verzetswerk onderscheiden, ook niet postuum, en dat is iets wat mij nog altijd steekt.'

Verklaring over activiteiten van  Joop Meerdink

VERKLARING.

Mevr. S. Wijtman - Vleer A. van Nassaustraat 11 Eindhoven.
Eindhoven, 12 december 1985.

Ondergetekende Mvr. S. Wijtman - Vleer verklaart het navolgende: Mijn moeder en vader hebben zich gedurende de oorlog enorm ingezet voor mensen die deelnamen aan het verzet, onderduikers en vooral Joodse landgenoten.
Ons huis fungeerde als een verzamelpunt voor allen die in gevaar verkeerden en vooral moeder (vier jaar geleden overleden) was een vrouw die vaak met gevaar voor eigen leven zich voor de goede zaak inzette. Ondanks het feit dat zij geen deel uitmaakte van het z.g. georganiseerde verzet heeft zij velen het leven weten te redden. Het kwam regelmatig voor dat er tientallen onderduikers op onze zolder tijdelijk of langer aan hun onderdak werden verleend en werd via vele relaties een definitieve bestemming voor hen gezocht en meestal ook gevonden.
Na de oorlog heeft zij geen pogingen aangewend enige waardering voor haar vele werk te verkrijgen. Zij heeft dat altijd als een plicht beschouwd zonder daar iets voor terug te moeten ontvangen.
Dhr. Meerdink (voor ons Joop) heeft in de periode februari 1943 tot aan de bevrijding in september 1944 veel contact met ons gehad en het was ons bekend dat hij zwervend was als onderduiker en tevens deelnam aan het verzet.
In genoemde periode hebben mijn moeder en hij vaak samengewerkt voor wat betreft:
- het zoeken van onderduikadressen;
- het stelen van voedselbonnen t.b.v. de onderduikers;
- gedurende de periode dat Joop Meerdink bij Philips z.g. in dienst was, zorgde hij op verzoek van moeder voor radio en zendlampen die hij tijdens vooralarm bij Philips ontvreemdde. Deze materialen werden weer doorgegeven aan het verzet.


Joop Meerdink heeft vaak vanuit zijn schuilplaats in Vlodrop bij ons geslapen en mijn moeder en hij bespraken allerlei activiteiten die uitgevoerd moesten worden, vooral als het betrekking had op het wel en wee van de onderduikers.
Er kan misschien niet gesproken worden van grote heldendaden voor wat betreft die beide, doch ik weet en ben ervan overtuigd dat zij veel voor anderen in die tijd hebben betekend, en vaak onder zeer gevaarlijke omstandigheden hun plicht meenden te doen.
Zij komen niet voor in de talloze boeken en dossiers uit die tijd. Zij hebben hun werk gedaan in stilte zonder zich daar na de oorlog op voor te staan.

Mevr. S. Wijtman - Vleer.

J.M. Meerdink actief in diverse vormen van het verzet

Frans Dekkers beschrijft in zijn boek B&W: "Ook andere Philips-werknemers stellen zich in dienst van de illegaliteit. Een van hen is J. Meerdink die eind 1943 op de loonlijst van het gloeilampen concern wordt geplaatst. Voor zijn komst naar de lichtstad was Meerdink werkzaam op het distributiekantoor in Naaldwijk. Daar maakte hij deel uit van een kleine maar actieve verzetskern, die onder meer bonkaarten verduisterde, wapens stal en sabotage pleegde aan spoorlijnen.

Als Meerdink, als voormalig militair, in april 1943 wordt teruggeroepen in krijgsgevangenschap volgt hij de order van koningin Wilhelmina voor Radio Oranje op: 'Niet aanmelden, en desnoods onderduiken.' Na een kortstondige onderduik vindt hij emplooi bij de NV Philips, en zet zijn illegale werk voort.

J.M. Meerdink: 'Ik werd geplaatst, 28 september 1943 op een administratieve afdeling, "Gemeenschappelijke Belangen" van de radiobuizenfabriek, waar onder meer de orders voor de Duitse oorlogsindustrie werden behandeld. In overleg met de productieafdelingen besprak ik deze leveringen, die we vaak wisten te vertragen of die soms helemaal niet werden uitgevoerd.

Inmiddels had ik contact gekregen met de familie Vleer in Eindhoven, die hulp aan joden bood en als schakel voor diverse illegale groepen fungeerde. Die hadden dringend behoefte aan radio- en zendbuizen. Als er een luchtalarm kwam - en dat was nogal eens ging daar een vooralarm aan vooraf. Dan maakte iedereen dat hij weg kwam en was er geen controle aan de fabriekspoorten. Van die gelegenheid maakte ik dan gebruik om naar de productieafdelingen te snellen om met anderen een aantal radio- en zendbuizen weg te nemen. Onder mijn jas verborgen bezorgde ik ze bij de familie Vleer, die er voor zorgde dat ze bij het verzet terechtkwamen.'

Mevrouw S. Wijtman-Vleer: 'Meerdink werkte nauw met mijn moeder samen, hielp bij het zoeken naar onderduikadressen, en bracht ons ook regelmatig onderdelen voor zendapparatuur. Er kan misschien niet gesproken worden van heldendaden, maar ze hebben veel voor anderen betekend, en vaak onder gevaarlijke omstandigheden. Hij heeft er zich na de oorlog nooit op laten voorstaan.'

Tijdens de bevrijding was Joop Meerdink actief in "Compagnie Woensel" samen met Jo Meynen, de latere minister van Oorlog en  (waarschijnlijk) G.J. Gerritsen en J. Vegt zie namenlijst verzetsmensen. Meerdink verleende korte tijd onderdak aan Arie Doves en echtgenote nadat zijn beste vriend was gedood. Doves was per 1 januari 1944 overgeplaatst (van marechaussee) naar rijksrecherche Eindhoven. Doves moest onderduiken omdat hij op de hoogte was van activiteiten van Frans Linders (ook Staatsrecherche), die door de SD is doodgeschoten op 12 sept.1944, lees deze gebeurtenis hier.

Na de bevrijding is J. M. Meerdink in 1944 wonend Willemstraat 58e, lid van G.O.I.W.N = Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland.
Van juni tot febr 1943 verzetsactiviteiten door Meerdink in Naaldwijk gedaan samen met Herman Lucas, Voskamp en Piet Doelman.
Stichting 40-45 oordeelt in 1986 dat Meerdink niet aan georganiseerd verzet heeft deelgenomen, niet gevangen heeft gezetten enz. Hij komt niet in aanmerking voor een verzetspensioen. Diverse documenten hierover zijn aanwezig bij eindhoven4044.nl 

Verklaring Arie Doves

Bronnen


Bron van dit verhaal: boek van Frans Dekkers met de titel: B&W Rond de Tweede Wereldoorlog in Groot-Eindhoven, 1992 p.167-168

Aangevuld met extra gegevens.