Robert Wiener 

Robert ofwel Rob Wiener (Eindhoven, 3-6-1915 - Eindhoven, 14-3-1992) schrijft in 1978 een verslag van 13 pagina’s over zijn oorlogstijd: 
"Overzicht van mijn gevangenneming en wat ik zelf heb gezien en meegemaakt in diverse concentratiekampen".  In 1982 geeft Rob een telefonisch interview aan Frans Dekkers, voor zijn boek "Eindhoven 1933-1945". Aanvullende opmerkingen uit dit boek en interview zijn toegevoegd in Rob's verslag.

Ruud Wiener, zoon van Theo Wiener, schrijft over zijn oom Rob: "Het is goed geweest dat je me het verhaal gestuurd hebt. Maar het blijft heftig om het te lezen, want het komt wel dichtbij. Zijn zoon Leo en ik zijn notabene al jaren geleden op zoek geweest naar aantekeningen of zo van zijn vader".
Hiernaast dank aan Esther, kleindochter van Rob. Jan Spoorenberg voor bewaren van dit verslag, dat hij van Frans Kortie heeft gekregen. Han Nieman voor het omzetten van de tekst en al het extra uitzoeken.

Familie Wiener

Max trouwde in 1914 met Jolan Grünfeld (1891) uit Boedapest. Het echtpaar kwam in 1915 vanuit Oostenrijk naar Eindhoven. Ze woonden sinds september 1918 in de Hoogstraat 120. Ze kregen vier kinderen: Rob (3 juni 1915), Theo (1918), Eddy (1919) en Blanca (1920). Na het overlijden van Max in 1922 woonde Jolan samen met haar broer Aladar Grünfeld in het pand van zijn kledingzaak, Willemstraat 65. In maart 1943 werden Jolan en Aladar door verraad naar Westerbork gebracht. Op 13 april 1943 volgde een transport naar Sobibor, waar broer en zus enkele dagen na aankomst werden vermoord.

De vier kinderen van Max en Jolan, Rob, Theo, Eddy en Blanca, overleefden de oorlog. Blanca was in de periode 1944/1945 actief als koerierster met de schuilnaam Olzinga en vermomde zich als verpleegster. Ze bracht in de periode september 1944 - 1945 berichten over tussen Eindhoven en Amsterdam.


1939 Eindhoven

Rob Wiener vertelt aan Frans Dekkers in zijn boek Eindhoven 1933-1945: "Wat me nog altijd razend maakt, is de houding van politiecommissaris Brinkman. Hij was ontzettend pro-Duits. Dat merkte ik al voor de Duitse inval. In die tijd manifesteerden de NSDAP'ers van de Duitse kolonie in Eindhoven zich. We zagen het aan de Duitse dienstmeiden die in Eindhovense gezinnen voor de nazi's spioneerden. Maar vooral ook aan de vergaande tolerantie van Brinkman. Ik ging vaak dansen bij Verheugen aan de Demer. Op een gegeven moment werd dat steeds 'beslotener'. Op een dag mochten we er niet in. Toen zijn we via een zij-ingang binnengegaan. En daar zagen we een groot aantal mensen in bruine hemden met hakenkruisen. Het was een soort vergadering. Daarop zijn we met een groep naar het Eindhovense politiebureau gegaan om hen te informeren over deze situatie. Maar Brinkman zei: 'Daar kunnen we niets tegen doen... dat is een besloten vereniging.' Daarop zijn we teruggegaan (met leden van de Eindhovense boksvereniging Pugilisten) en hebben we die lui naar buiten geslagen. Dat was in 1939."

Bokser

Rob Wiener en zijn broer Theo waren eind jaren dertig actieve leden van de Pugilist, een boksvereniging in Eindhoven.

"Nee, in de jaren dertig, de tijd van de boksschool, de Pugilist van Janus Herks en Sportschool Eindhoven van Huib Huizenaar, twee gevierde boksers, toen was er meer kunde, meer liefde, meer talent. Het was de tijd van het 'gecultiveerde boksen', want zelfs intellectuelen, die hun spieren wilden leren gebruiken, voelden zich ertoe aangetrokken."

Rob Wiener was drie jaar op rij kampioen boksen van Zuid-Nederland in de jaren 1937, 1938 en 1939.

Theo Wiener begon na tweeënhalf jaar onderduiken, na de oorlog, weer met boksen.

Rob Wiener

Hieronder volgt de omgezette tekstversie van het verhaal van Rob Wiener.
De tekst is aangepast aan huidig Nederlands taalgebruik.
Originele document van Robert Wiener downloaden in PDF: https://www.eindhoven4044.nl/6/wiener-document-1978.pdf
De foto hieronder dateert uit de periode 1939/1940.
Met dank aan de © familie Wiener.

Kinderen wiener


Eindhovenaar Rob Wiener

Overzicht van mijn gevangenneming en wat ik zelf heb gezien en meegemaakt in diverse concentratiekampen.

Dat ik nog leef, is te danken aan mijn sterke gestel en mijn goede conditie. Ik was tien jaar lang sporter, goed getraind, heb al die jaren aan boksen gedaan en was drie jaar op rij kampioen boksen van Zuid-Nederland in de jaren 1937, 1938 en 1939. 


Bokser Rob Wiener (© foto beschikbaar gesteld door zijn zoon Leo Wiener)
Periode 1937 -1939

Voor de oorlog had ik een radiozaak in de Willemstraat 65. Ik ben geboren in Eindhoven op 3 juni 1915, had veel vrienden en twee jongere broers en een zus: Theo, Eddy en Blanca.

Het huis waar wij woonden was het voormalige woonhuis van burgemeester Verdijk. Wij stonden in Eindhoven bekend als goede burgers, hadden nooit problemen met de politie of autoriteiten, en voelden ons, zoals gezegd, goed thuis tussen katholieken en protestanten. Wij groeiden op tussen hen en wij, als Joodse burgers, hebben nooit last gehad van racisme of antisemitisme. Nogmaals, wij hadden veel vrienden onder onze stadsgenoten. Tot 1940, toen de ellende begon met de opkomst van de NSB.

Ik las in de kranten over Hitler in Duitsland, had ook familie daar, en begon te vermoeden dat het hier in Nederland ook mis zou gaan voor ons. Ik voelde me honderd procent Nederlander. Ik had een hekel aan de "moffen" en besloot een radiozender te bouwen. Ik vermoedde dat ze ook hier in Nederland zouden binnenvallen en was, ondanks de consequenties, van plan die zender te gebruiken om de Duitsers te saboteren als dat nodig zou zijn. Ik keek al vooruit en dacht dat er wel meer mensen in Eindhoven zouden zijn die de Duitsers en de NSB wilden saboteren en bestrijden.

Ik was in 1939 al met die zender begonnen. Thuis wisten ze niet wat ik deed; ik zei alleen dat het een meetzender was die ik nodig had voor mijn zaak. Daarmee was de kous af en spraken ze er niet meer over. Anders hadden ze het waarschijnlijk niet goed gevonden. Wij bemoeiden ons nooit met politiek, maar waren, zoals veel Joodse burgers, voor het Koninklijk Huis. In Eindhoven was ook radiohandelaar H. van Hoof, die ook wel eens in mijn zaak kwam.

Verraden door de radio dokter

Ik kwam ook weleens bij hem over de vloer. Wij hielpen elkaar soms, zoals ik ook af en toe bij andere collega's kwam, zoals bij firma M. van de Rijt (Boschdijk 26) en Van Luijt (Van Luijt & Van Wezel N.V., Merellaan 9).
Ik kende geen afgunst; voor mij waren het collega's.
Ik had er geen flauw vermoeden van dat Van Hoof mijn grootste vijand zou worden, en ik wist ook niet dat hij bij de NSB zat en een functie zou krijgen bij de SS als lid van de radiopolitie. Dat hoorde ik pas later, toen ik gearresteerd was. Ook dat hij me verraden had. En dat kwam waarschijnlijk door puur toeval." 

H. van Hoof 

Na de bevrijding is Van Hoof gearresteerd en heeft hij enkele jaren in Vught doorgebracht, voornamelijk vanwege zijn activiteiten bij de Eindhovense radiopolitie. Internering tot 1 oktober 1950 is hij veroordeeld. Echter, al vanaf het voorjaar van 1949 adverteerde hij weer voor zijn radiozaak. Zijn rol binnen de radiopolitie in Eindhoven moet hierin gezien worden.

De zender is klaar

Mijn zender was al in 1940 klaar, maar ik experimenteerde er voortdurend mee. Op een dag had ik wat koperen buis nodig; ik wilde nog een zendspoel maken voor een andere frequentie. Dus ging ik naar de Prins Hendrikstraat 36, naar de firma Badenberg. Ik wist dat hij een Duitser was, maar ik deed ook zaken met hem en volgens mij was hij een van de 'goede' Duitsers, en in mijn ogen geen nazi-sympathisant.

Toen ik daar aankwam om die koperen buis te halen, stond Hein van Hoof daar net. Natuurlijk vertelde ik niet waar ik het voor nodig had toen ik het meenam, maar ik sprak alleen over zakelijke dingen, verder niets. Ik dacht er verder niet bij na; dit was in april 1940.

Toen de Duitsers in 1940 Nederland binnenvielen, verstopte ik die zender in mijn werkplaats. Ik was van plan hem te gebruiken in samenwerking met een verzetsgroep, of er zelf iets mee te doen, maar zover is het niet gekomen.

[Alleen een goede kennis, de tandarts Cor Th. A.M. Hoogenbosch, zendamateur met de code PA0NN, wist hiervan. Zijn praktijk was vanaf 1926 aan de Willemstraat 29 gevestigd. Cor Th. A.M. Hoogenbosch was tijdens de oorlog actief in het verzet. De P.A.N. (Partizanen Actie Nederland) gebruikte zijn telefoonlijn voor het P.A.N.-onderkomen aan de Willemstraat 26. In de laatste maanden voor de bevrijding was hij afwezig, waarna hij zijn praktijk op 23 oktober 1944 heropende. Na de bevrijding van Eindhoven werkte hij tot april 1945 voor Bureau Inlichtingen.]

Op een middag kwam een groep Duitse legerofficieren met auto's en motoren, afkomstig van de kazerne aan de Oirschotsedijk, bij mij in de zaak. Ze waren al een paar weken in Eindhoven. Heel Nederland was al bezet. Ze waren heel vriendelijk en vroegen of ik met hen mee wilde gaan, omdat zij een defect Funkgerät [radiozender] hadden.

Ik zei dat ik dat niet kon repareren en bovendien geen zin had om iets voor de 'moffen' te doen. Maar ze geloofden me niet en een van hen werd wat brutaler en zei dat ik mee moest. Uiteindelijk ging ik mee naar de kazerne en bekeek dat ding, maar ik zei dat ik er niets van wist, geen schema had en niet wist hoe lang het zou duren als ik het wel zou doen. Ik vertrouwde de hele situatie niet, want ik vond het vreemd dat ze daarvoor net bij mij kwamen. Ik zei hun dat ze beter naar de Technische Dienst van Philips konden gaan, die waren gespecialiseerd.

Ze zouden wel zien en ik werd teruggebracht naar mijn zaak. Ik dacht niet meer aan die gebeurtenis, maar bleef er wel over nadenken waarom ze bij mij waren geweest.

Ik zag dat de Duitsers overal in Eindhoven kochten en dat wij als Joodse zaak niet lastig werden gevallen. Ik dacht dat het leven gewoon doorging, maar ik had het mis. Een paar weken na mijn bezoek aan de kazerne stopte er een Duitse wagen. Er kwamen drie hoge SS-officieren met een paar Eindhovense politiemensen bij mij in de zaak.


De ruime woning en de winkel van de familie Wiener, en het kledingmagazijn van Jolan Grünfeld aan de Willemstraat 65, werden in december 1941 door de Duitse bezetter in beslag genomen. In februari 1942 werd er een kantoor van de NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij) gevestigd. Tijdens de oorlogsjaren had de woning diverse andere functies. Na de oorlog diende het pand als arbeidsbureau/personeelszaken (afdeling arbeid) van Philips.

Goede contacten met de politie

Ik was goed bekend met het Eindhovense politiekorps en kwam vaak op het bureau, omdat verschillende agenten boksles kregen bij onze boksvereniging, de Pugilist, van mijn vriend André Rasenberg, die meermalen Nederlands kampioen was.

Hij was ook zeer bekend en kwam, net als ik, geregeld bij de politie. Hij trainde veel korpsleden.

Net als commissaris H.J. Pijls, de heer Matla en de agenten J.J.M. van de Biggelaar, Gijs Mosterd [na de oorlog ontslagen en veroordeeld] en C. Verhagen, waren er nog meer boksliefhebbers. Ze kwamen naar alle wedstrijden kijken en zo leerde ik veel mensen van het korps kennen.


Arrestatie in Eindhoven

Op die bewuste dag, de exacte datum weet ik niet meer [het was 10 juni 1940], stonden die drie moffen plotseling bij mij binnen en vroegen of ik de radiozender wilde laten zien.

Ik schrok, maar liet niets merken. Ik zei dat ik die niet had en vroeg hoe ze daarbij kwamen, omdat ik die nergens voor nodig had. Ik deed alsof ik van niets wist, maar kreeg ineens een klap in mijn gezicht.

Ik was stomverbaasd en sloeg terug, maar kreeg nog meer klappen. Toen haalden ze alles van de stellingen, radio-onderdelen. Er gingen veel radio's kapot. Ze doorzochten alles en vonden het apparaat. 'Dat is die zender,' zeiden ze. Ik zei dat ze gek waren. 'Het was een reclameapparaat dat ik had gemaakt om een lampje draadloos te laten branden en dat ik niet meer gebruikte.'

Maar goed, ze namen het apparaat in beslag en ik moest onmiddellijk mee. Ik mocht niets meenemen en mijn zaak moest op slot. Thuis was er veel gehuil en gejammer, maar het hielp niet. Ik moest mee.

De Eindhovense politiemensen stonden verbaasd te kijken; ze waren zo'n arrestatie niet gewend, waarbij er geslagen werd en alles werd vernield.

Ik werd naar het bureau gebracht en in een cel gegooid. Ik heb daar als eerste Eindhovense gevangene zeven weken gezeten, dus al vanaf de eerste weken van de Duitse bezetting van Eindhoven. Nu zal ik in het kort vertellen hoe het verder is gegaan.


Van Alphen (in het zijspan) en Gijs Mosterd [na de oorlog veroordeeld vanwege foutief gedrag] verlaten het bureau aan de Grote Berg 39, onder toezicht van de chef, inspecteur Van Keulen. Inkijk op de binnenplaats van het politiebureau.
Foto https://rhc-eindhoven.nl/ periode 1935

Gefängnis  Bochum

Ze probeerden van alles van me te weten te komen. Of ik tandarts Hoogenbosch in de Willemstraat kende – ik zei alleen van naam – en of ik verzetsgroepen kende.

Ik wist niets en zei niets. Aanvankelijk waren ze vriendelijk, maar toen begonnen ze me uit te schelden voor 'stinkjood' en staken me met veiligheidsspelden in mijn achterwerk, brandden sigaretten op mijn armen. Uiteindelijk sloegen ze als een stelletje gekken op me los. Dat gebeurde elke avond. De laatste avond werd ik rond middernacht weer uit mijn cel gehaald en naar de Parklaan gebracht. Daar lagen al mijn boksprijzen en medailles op hun tafel. Ze begonnen me te pesten en vroegen of ik gebokst had. Ze beweerden dat een Jood veel te bang was om aan die sport te doen en dat ik die bekers en medailles gekocht had. Ik gaf geen antwoord. Ik had ze wel naar de keel kunnen vliegen, zo haatte ik die dikke Moffen. Opeens zei een van hen dat ik maar eens moest bewijzen dat ik kon boksen en een rondje met hem moest vechten.

Ik zei dat dat niet ging, want we hadden geen bokshandschoenen en er was geen boksring. Ik dacht dat die man gek was en zag dat hij me probeerde te provoceren.

'Doe je jas uit,' zei hij, 'en ga voor me staan.' Ik moest dus zonder handschoenen tegen hem boksen. Hij wilde zien of ik kon boksen. Op het moment dat ik mijn jas uittrok, kreeg ik een paar slagen op mijn rug met een gummistok. Ik werd zo woedend dat ik die Duitser voor me met mijn rechtervuist in zijn gezicht sloeg. Hij bloedde als een rund, dat zag ik nog wel, maar daarna werd alles zwart. Ik werd bewusteloos teruggebracht naar mijn cel.

Daarna heb ik zeven weken in de cel gezeten zonder iets van die Moffen te horen. Af en toe kwamen ze kijken of ik er nog was.

De heer Matla en commissaris Brinkman wisten niets. Ik vroeg ze steeds wanneer ik naar huis kon, maar ze wisten niets. Totdat men me op een dag vertelde dat de zaak voor het Kriegsgericht kwam; dat zou op het politiebureau zijn. Mijn ouders werden door de heer Matla ingelicht en hadden al een advocaat, mr. Van Dijk, genomen die me zou verdedigen.

Op een dag werd ik uit de cel gehaald. Ik keek mijn ogen uit. Achter de grote tafel hing een hakenkruisvlag aan de muur. Er zaten vier of vijf Duitsers in uniform achter de tafel en wat SD'ers in burger. Tot mijn verbazing zag ik ook H. van Hoof zitten, geen familie van mij, en ik zag ook geen Nederlandse politie.

Ik weet niet of er iemand bij de zitting aanwezig was. Ik moest op de verdachtenbank zitten en mocht niet omkijken. Ik hoefde niet veel te zeggen; mr. Van Dijk sprak voor me. De hele procedure duurde een half uur. Van Hoof zei tegen die Duitsers dat ik bij Badenberg een koperen buis had gekocht en dat hij het sterke vermoeden had dat ik die zender had gebouwd. De advocaat kon me niet helpen. Hij zei dat ik niet de intentie had gehad om een zender te bouwen en te gebruiken, maar dat het een reclameapparaat was geweest.

Kortom, ik werd tot twee jaar tuchthuis veroordeeld. Ze hadden me de doodstraf kunnen geven, zeiden ze, maar gezien de omstandigheden kreeg ik twee jaar tuchthuis.

De volgende ochtend, heel vroeg, plotseling, zonder dat ik iemand gedag kon zeggen, kwamen er twee SD'ers in uniform. Ik moest geboeid tussen hen in de wagen zitten. Een van hen had een getrokken pistool. Ik werd in Düsseldorf in de Polizeigefängnis gezet. Daar heb ik een week gezeten zonder te mogen schrijven naar huis. Na een week brachten ze me naar het Gefängnis van Bochum. Daar heb ik twee jaar in Einzelhaft (geïsoleerde opsluiting) gezeten, zonder te mogen werken in gezelschap, en moest ik pantoffels naaien in mijn cel. Ik mocht niet naar huis schrijven en mocht aanvankelijk geen pakjes ontvangen. Via een bewaker, een oude man, heb ik toch thuis kunnen laten weten dat ik in Bochum was.

Later mochten ze elke maand een pakje sturen, maar ik heb nooit iets ontvangen.


Gefängnis Bochum
Meer informatie over de 67 Nederlanders die daar overleden zijn.


Terug naar Eindhoven


Precies op het afgesproken uur en moment werd ik na twee jaar in Bochum vrijgelaten. Ik liep de poort uit met het paar Mark dat ik had verdiend. Net buiten de poort stonden weer twee SD’ers, die me opnieuw arresteerden. Ze brachten me terug naar de gevangenis in Düsseldorf. Ik vroeg wat dit betekende, maar kreeg geen antwoord. Wel een pak slaag; ze sloegen me weer als idioten. Ik zat daar een week en werd toen voorgeleid. In een kamer met wat SD’ers zeiden ze dat ik geluk had gehad dat ze me niet hadden doodgeschoten. Ik mocht terug naar Eindhoven, maar moest me daar elke dag bij de SD melden. Ook moest ik een gele ster op mijn jas dragen, die ik nooit mocht afdoen. Dit was in 1942. Ik kreeg ontslagpapieren en ze zouden me naar het station in Düsseldorf brengen, waar ik de trein kon nemen. Op het perron moest ik hurken met mijn handen recht vooruit en wachten tot de trein kwam. Dat duurde een half uur en iedereen keek naar me. Ik werd moe en als ik mijn handen liet zakken, schopten ze me.

De trein kwam en ik moest achterin een beestenwagen. In Venlo haalde de machinist me eruit en liet me bij hem in de locomotief zitten. Ik deed die ster af. Hij vertelde me wat er in Nederland aan de hand was: hoe het met de Joden ging, over de oorlog, de NSB, het verzet en onderduikers. Ik was niet gerust; ik wist niet of ik mijn familie nog zou vinden in Eindhoven, want hij vertelde me dat veel Joden uit Nederland waren weggehaald en naar Dachau en Auschwitz waren gebracht.

Ik kwam aan in Eindhoven en ging naar de Willemstraat, maar we woonden daar niet meer. Ik informeerde in de straat en hoorde dat ze nu in de Floralaan 178 woonden, bij de familie Sanders.

’s Avonds laat kwam ik onverwachts bij mijn ouders, broers en zus aan. Natuurlijk was er veel vreugde. Ik hoorde dat ze geen zaak meer mochten hebben en dat het slecht ging. Ik vertelde dat ik in Duitsland al had gehoord over concentratiekampen en vergassingen en dat we moesten onderduiken.

Onze spullen waren opgeslagen in een loods en agent Mosterd had veel van onze spullen gestolen. Hij was ook fout.

Mijn familie wilde niet onderduiken. Ik zei dat ik me elke dag bij de SD moest melden en dat de situatie er slecht uitzag. Zij wilden dat ik onderdook, maar dat wilde ik niet, omdat ik bang was dat ze mijn familieleden zouden arresteren.

Een bijzonderheid: de volgende dag, toen ik uit bed kwam, stonden er oranje bloemen op de vensterbank. De bel ging en er stonden een paar Eindhovense politieagenten voor de deur om me te begroeten. We dronken een borreltje en toen de Duitse auto arriveerde, lieten we de visite snel via de achterdeur vertrekken. Mijn moeder deed open. Ze vroegen of ik er was en ik moest meekomen en me elke dag melden op de Paradijslaan. Ik zei dat ik dat al wist. En zo vertrokken ze weer. In de namiddag ging ik naar de Paradijslaan. Ik werd voortdurend uitgescholden en ze vroegen me naar die zender. Ik zei dat het geen zender was en dat ik er twee jaar voor had vastgezeten. Ik vond het nu wel genoeg geweest.

Ik geloof dat ze op de zesde dag, toen ik me weer ging melden en wilde vertrekken, me toeschreeuwden dat ik moest blijven staan. Toen hoorde ik dat ze het politiebureau belden om te zeggen dat ze me moesten komen ophalen en opsluiten. Later kwamen er twee agenten om me op te halen. Ze spraken met me en net voordat we de binnenplaats op liepen, zeiden ze dat ik moest weglopen. Dan zouden ze in de lucht schieten, maar ik wilde dat niet, in de eerste plaats voor hen en ook voor mijn familie.

Dus ik werd weer in de cel gestopt en heb er vier dagen gezeten. Ik liet via de heer Matla [politie] thuis weten dat ik weer vastzat en waarschijnlijk op transport zou gaan en dat ze onmiddellijk moesten onderduiken. Dat hebben ze gedaan. Maar mijn ouders werden verraden op hun onderduikadres; het adres was fout, de verraders deden het voor het geld en toen ze geen geld meer kregen, moesten ze weg. Ze werden opgepakt toen ze naar een ander adres wilden gaan, waar mijn broers zaten. Die werden ook naar het politiebureau gebracht en hebben daar hun polsen doorgesneden; ze wilden niet meer leven. Het werd op tijd opgemerkt, ze werden behandeld en op transport gesteld en zijn omgekomen in Sobibor.

Mijn broers en zus zaten tot het einde van de oorlog ondergedoken bij de familie J. Daamen op de Heezerweg 224. Buitengewoon goede mensen. Dat waren echte Nederlanders. Mijn zus zat in het verzet en bij de Stoottroepen.

[Ook op het adres Leenderweg 361 (hoek huidige Floraplein) Eindhoven van familie Jhr. J. W. Loudon - Osieck konden Eddy en Theo Wiener per 13-8-1942 onderduiken. Volgens overlevering, uit 2010 blijkt dat "een ruimte achter een zolderkamer, uit respect voor de toenmalige onderduikers, door de huidige bewoners zo veel mogelijk in de oorspronkelijke staat is gehouden." Tijdelijk zijn per 13-8-42 Jolan Wiener-Grünfeld en haar dochter Blanca ondergedoken op Floralaan 178]


Atty van der Werf: “Ik heb het gijzelaarskamp in het seminarie Beekvliet bij Sint Michielsgestel getekend, waar mijn vader van 13 juli 1942 tot 20 april 1943 gevangen heeft gezeten. Tijdens de oorlog woonden we in Tilburg. Mijn vader was hoofdinspecteur bij de Politie in Tilburg toen hij door de Duitsers werd opgepakt. Uit de website / boek Meisjes van toen. Archief web.archive.org 

Gijzelaarskamp Haaren  

Na vier dagen op het politiebureau kwam ik in Gijzelaarskamp Haaren, Noord-Brabant terecht. Heb ook even in Sint Michielsgestel gezeten en kennis gemaakt met hr. B. van der Werf [ hoofdinspecteur bij de politie] en nog meer gijzelaars. Zodoende kende ik Hr. van der Werf en ben er na de oorlog mee bevriend geraakt. Toen was Van der Werf hoofdcommissaris van de politie Eindhoven. 

[Extra informatie: Robert Wiener heeft gevangenisnummer Ha-569 in Haaren, beroep radiomonteur. Later het gevangennummer: 100958 en 139928
Hij arriveerde in Haaren op 13-8-1942. Hij wordt daar gevangen gezet, op dezelfde dag komen daar ook vast te zitten: Salomon Samas (Ha-568) geb. 1-5-1918 beroep: Typograaf en Salomon Wolf (Ha-572) geb. 28-1-1880 beroep: accountant.

Hij vertrekt uit Haaren op 6-2-1943 om 7.30 uur ( naar Westerbork) samen met:

Martin van den Berg Ha-663 uit Brussel geb. 12-2-1923
Samuel Dotsch Ha-1112 uit A’dam geb. 11-10-1911
Andre Marisco Ha-683 uit R’dam geb. 15-9-1875
Fridrich Lustig Ha-695 uit Deventer geb. 13-9-1920
Barend Wolf Ha-679 uit Den Haag geb. 13-11-1907
Benard J. Wolf Ha-662 uit Meppel geb. 15-10-1921
Bron: met dank aan Henk van Helvert ]

Auschwitz

Van Haaren ging ik op transport naar Westerbork en na een paar dagen als politiek gevangene had ik een “S” op mijn concentratiekamp kleding, dat betekende Straf geval (Staat Feindlich), naar Auschwitz op transport. Daar heb ik anderhalf, misschien twee jaar gezeten; ik had geen besef meer van datums, dagen en maanden. Ik leefde als een willoos object, niets kon me nog schelen, ik wilde alleen overleven om me te wreken.

Kaart Wiener met daarop "In Leven ! "

corr. adres Fam v.d.Ven Smalle haven 30 Eindhoven


Robert Wiener is op 6 februari 1943 aangekomen in kamp Westerbork (barak 66) en drie dagen later, op 9 februari 1943, op transport gesteld naar Auschwitz. [Informatie van www.kampwesterbork.nl]

Volgens het bovenstaande document is hij op 26 oktober 1943 uitgeschreven uit Auschwitz. Opvallend is het woonadres op het document: Smalle Haven 30 (nu 130), Eindhoven. Daar woonde een kennis en geen Ehefrau (echtgenote). Dit was een vertrouwd adres waar hij of Duitse instanties eventueel post naartoe konden sturen? De bewoners op dit adres onderhielden in het geheim contact met zijn broers en zus. Robert Wiener trouwde pas in 1947 met Josephina Raske. Maar eerst moest hij Auschwitz nog overleven. 


Auschwitz

Na in Auschwitz te zijn geweest, met veel ontberingen, honger, ziektes, drie keer tyfus, hongeroedeem en zware commando’s zoals werken in de steengroeve, met dunne kleding, weinig eten en veel mishandeling door kapo's, voormannen en SS'ers.

Ik heb in de gaskamers moeten werken. Vrouwen en kinderen kwamen met nieuwe transporten aan. Ik moest de vrouwen volledig uitkleden en al hun haar afscheren. Daarna kregen ze een stuk zeep in hun handen en moesten we ze naar een zogenaamde doucheruimte brengen, maar we wisten dat daar blauwzuurgas uit kwam.

Vervolgens werden de lijken ontdaan van eventuele gouden tanden en ringen en op een wagen gegooid, net als balen stro, en zo gingen ze het crematorium in, waar dag en nacht vuren brandden en waar een verschrikkelijke lucht hing. Dat commando was afschuwelijk en ik heb het maar korte tijd gedaan.

Toen vroegen ze om een radiotechnicus. Ik meldde me aan, samen met anderen, en werd uitgekozen om in de SS-barak de radio van commandant Thurer (Unterscharführer Theurer) te repareren, die defect was.

Dodenmars uit Auschwitz naar Dachau

Ik heb veel gestolen als ik de kans kreeg: sigaretten, worst, water, brood uit de SS-keuken. Ik heb veel risico's genomen, maar als je honger hebt, doe je dingen die je anders niet snel zou doen.

Toen er in 1943 een transport Joden uit Vught aankwam, waaronder diverse Eindhovense Joden, zoals dr. Slager (die op 1 mei 1945 terugkwam), Ben Andriesse en anderen, hadden ze honger. Ik vertelde hen dat je het met wat geluk, door niet op te vallen en te werken, misschien kon overleven. Ik ging 's nachts vaak op rooftocht om eten te stelen uit de SS-keuken en bracht dat naar mijn kennissen uit Eindhoven. Ik kende de situatie al langer dan zij. Uiteindelijk hebben ze het overleefd, maar een aantal zijn kort na de bevrijding in Nederland gestorven aan ziekte. (In Dachau heb ik ook pater Titus Brandsma gezien.)

[Slechts één op de vijf gedeporteerden overleefde de eerste weken in Auschwitz. Robert Wiener zat hier twee jaar.]

[Boek Eindhoven 1933 -1945 schrijft: "Met veel geluk heb ik weten te overleven. In het concentratiekamp deed ik op verzoek van de moffen bokswedstrijden. Dan kreeg je extra vlees. Voorts stal ik als de raven. Op een gegeven moment maakte het me niet meer uit of ik dood was of niet. Ik sloop dan naar de SS-keuken, brak een ruitje en stal levensmiddelen."]   

[Extra informatie: Op zondag waren er in Auschwitz bokswedstrijden tussen boksers uit diverse landen. Volgens de Queensberry-regels, de rondes duurden drie minuten en één minuut tussen de ronden. De wedstrijden in Auschwitz vonden plaats op de appelplaats, in aanwezigheid van de verzamelde kamp-SS’ers en de gevangenen. Het waren stille gevechten, de toeschouwers juichten niet. Scheidsrechter was vaak de commandant van het kamp Auschwitz-Monowitz, Hauptscharführer Heinrich Schwarz, de man die de boksploeg, voor zijn plezier, van Auschwitz had samengesteld. Volgens het boek uit 2021: Noah - Het verhaal van een overlevende, ISBN 9789044933147 
Uitgebreid online verhaal hierover op de Spaanse site: https://especiales.marca.com/boxeo-auschwitz/index.html  ]

In 1944, de exacte maand en datum weet ik niet meer, verslechterde de situatie voor de Duitsers in de oorlog. Er ging het gerucht dat de Russen op weg waren naar Auschwitz. Op een avond kreeg de kampleiding bevel van Himmler om Auschwitz te ontruimen. We kregen alleen een brood en een mok met water, het was vriezend koud, en we moesten 's nachts aantreden voor een voettocht naar Dachau, in zeer dunne kleding. De Duitsers hadden geen tijd meer om de crematoria en het kamp op te blazen. Zo marcheerden we dag en nacht met tienduizenden mensen richting Dachau.

's Avonds werden we een paar uur ondergebracht in boerenschuren; er was nauwelijks iets te eten. Duizenden en duizenden mensen werden door de SS'ers tijdens de mars neergeschoten. Oude mensen en zieken die niet meer mee konden, werden koelbloedig onderweg afgemaakt.

Na dagen lopen arriveerden we met een klein aantal mensen in Dachau. We werden daar gestationeerd in blok 8 en hebben daar tot eind 1945 gezeten, tot onze bevrijding door de Amerikanen.


Kommando Ötztal: Gevangenen uit het concentratiekamp Dachau op weg naar Bad Tölz trekken door de Würmstraße in Starnberg (achterhoede van de hoofdtrein van 27/28 april 1945; o.a. Joden (50%), Russen, katholieke priesters, criminelen). Foto: Ochtend van 28-4-1945. © Benno Gantner.
Documentaire:  Anderetijden 
[Auschwitz werd op 27 januari 1945 door de Russen bevrijd, Dachau op 29 april 1945 door de Amerikanen. De afstand Oświęcim bij Krakau, Polen tot Dachau bij München is ca. 650 km.]


Bevrijding en terugkeer

Ook daar werd het kamp, net voordat de Amerikanen München binnentrokken, ontruimd. Ze dwongen ons de bergen in, een bosrijk gebied. We moesten allemaal een groot dal in. Machinegeweren vuurden vanaf alle kanten op de gevangenen. Daarbij kwamen heel veel mensen om. Ik ben met nog vele anderen door de vuurlinie kunnen komen en stuitte op een legereenheid van de Amerikanen. Een zwarte soldaat richtte zijn geweer op ons, de paar tientallen die met mij gevlucht waren. Toen zag hij dat we concentratiekampgevangenen waren en ze brachten ons naar een Amerikaanse kazerne, een voormalige Duitse, die de Amerikanen hadden ingenomen.

De Duitsers waren op de vlucht. Toen was ons lijden voorbij, maar als het nog een paar weken had geduurd, had ik het ook niet meer overleefd.

Ik werd erg ziek, ik woog nog maar 70 pond (circa 35 kilo) en ik ging mee naar het militaire hospitaal in Parijs, waar ik een half jaar heb gelegen. Toen ik wat beter was, ben ik op transport gegaan naar Eindhoven. Ik kwam aan op het vliegveld en werd opgenomen in het noodziekenhuis op de Emmasingel. Daarna in het Binnenziekenhuis. Ik heb nog een half jaar in de ziekenhuizen gelegen.

Weer in Eindhoven

Ik vond toen mijn broers en zus nog terug en we zijn opnieuw begonnen met de zaak. We hadden geen rooie cent meer over. Philips heeft ons de kans gegeven om weer een bestaan op te bouwen. We kregen spullen in consignatie en betaalden zodra ze verkocht waren. Na hard werken en sparen hebben we het weer kunnen redden; we hebben nu een drukke zaak en veel vrienden en kennissen.

Die Van Hoof is na de bevrijding gearresteerd en heeft een paar jaar in Vught gezeten. Ik ben hem nog weleens tegengekomen, maar moest me beheersen om mijn gevoelens niet te tonen. Ik zou hem van alles aan kunnen doen als ik hem te pakken had gekregen. Maar gelukkig kon ik me ertoe zetten om te doen alsof hij niet bestond.

En alhoewel ik diep vanbinnen de moffen haat, ben ik gaan inzien dat je niet alle Duitsers over één kam kunt scheren. Overal zijn goede en slechte mensen; die heb je onder elk volk. Ook onder het Joodse volk. Men mag niet discrimineren. Dat hebben ze met ons Joodse volk gedaan en nog steeds.

En dat is wat de hele wereld tot een puinhoop maakt.
En daarom mogen we, ondanks alles, ook niet alle Duitsers veroordelen.

[ In boek Eindhoven 1933 -1945 staat nog: Kort daarop kon ik een financiële vergoeding krijgen van IG-Farben, een eenmalige uitkering van 50.000 gulden. Dat heb ik principieel geweigerd. Ik ben opnieuw een eigen zaak gaan opbouwen, met behulp van Philips. Die gaven me uitstel van betaling. Leverden artikelen die ik pas hoefde te betalen als ik deze verkocht. Zo heb ik me weer opgewerkt. Een KZ-syndroom heb ik hieraan niet overgehouden. Wel wat lichamelijk ongemak.]

In onderstaande briefje laat Robert Wiener dat hij de oorlog en alle verschrikkingen heeft overleefd. 



Arbeitslager Monowitz Huisnummer K2 x-1945 
Lieve mensen,
Alles gaat goed, ben gezond en monter.
Ik hoop dat met jullie ook alles in orde is.
En dat jullie gezond zijn.
Ik hoop zeer snel te vernemen dat alles goed is.
Ik wacht op snelle, goede berichten.
Nu, veel groeten van jullie,
Robert Wiener

Extra interview
 klik hier

Geluidsfragment: Wiener vertelt zijn verhaal aan Frans Dekkers.
Transcriptie van dit gesprek

Blanca Wiener 

De zus van Rob Wiener is koerierster en trouwt met Joodse Engelandvaarder Maurits Goudeketting

Blanca Wiener heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog enige tijd ingewoond bij Adrianus Wilhelmus (Janus) van de Ven en Maria Johanna (Marie) van Eijk en hun veertien kinderen. Zij woonden aan de Smalle Haven 30 in Eindhoven, tegenwoordig huisnummer 130. Dit is het enige originele pand dat nog in de Smalle Haven staat.

Maria Johanna (Riet) van de Ven, die wordt vermeld als contactpersoon op het document dat betrekking heeft op de uitschrijving uit Auschwitz, was vermoedelijk een goede vriendin van Blanca. Ze brachten veel tijd met elkaar door. Volgens mijn moeder, Theresia Maria Henriette (Trees) van de Ven, heeft Blanca enkele maanden bij hen gewoond. Mijn moeder heeft zelfs pianoles van haar gekregen.

Naar verluidt kwamen er op een dag Duitse soldaten aan de deur om te vragen of er onderduikers verborgen werden gehouden. Vervolgens is Blanca snel naar een ander adres verhuisd. Voor zover ik begrepen heb, heeft Riet nog lang, in het geheim, de ontvangen brieven op haar fiets naar Blanca gebracht.

Deze informatie is afkomstig van Nicole Huisman, wier grootouders Janus en Marie van de Ven-van Eijk tijdelijk onderdak gaven aan Blanca Wiener. Haar tante was de contactpersoon op de Auschwitzpapieren


Joodse koerierster

Na de bevrijding van Eindhoven werd Blanca Wiener door het verzet gevraagd om documenten naar en van Amsterdam over te brengen. Als Joodse koerierster was dit een gevaarlijke onderneming. Haar schuilnaam was Olzinga en ze reisde vermomd als verpleegster.

Er is een verhaal over Blanca Wiener, die door de familie De Koning tijdens een zenuwslopende overtocht van Papendrecht naar Lage Zwaluwe werd geroeid.

Toen ze aan de koffie zaten, kwam ook Blanca Wiener (zuster Olzinga) in haar uniform aanfietsen vanuit Zaltbommel, via Gorinchem naar Papendrecht. Toen ze werd binnengelaten, schrok ze enorm, want er zat een Duitser in volle uitrusting aan tafel. Ze werd spierwit en moest zich aan de tafel vasthouden om niet flauw te vallen. 'Nu ben ik erin getrapt,' dacht ze. 'Er is verraad gepleegd.' Maar Jan Levisson, die de situatie begreep, stelde haar gerust door te zeggen dat hij ook een Joodse jongen was en dat Heinrich, waarop hij wees, ook uit Brakel meegekomen was en hier ging onderduiken. Toen ze wat had gegeten en gedronken, kwam ze wat los en vertelde ze dat ze eerst koerierster was in Amsterdam, maar nu naar Eindhoven was gestuurd met belangrijke papieren en zo snel mogelijk naar Eindhoven wilde vertrekken. Dat kwam niet goed uit, want die nacht was mijn vader Pieter de Koning vertrokken met 5 Amerikaanse en 3 Engelse piloten en nog een paar Nederlanders per boot door de Biesbosch naar het bevrijde Lage Zwaluwe in Brabant. We dachten dat hij spoedig zou terugkeren, maar het duurde drie weken. Er moest dus een andere oplossing worden gevonden.

(Bron https://blokland.dordtenazoeker.nl/oorlog_06.htm & https://www.stolpersteine-dordrecht.nl)

Blanca Wiener periode 1938

foto's familie Huisman

Blanca Wiener samen met familie v.d. Ven

Blanca Wiener (rechts voorin) met Riet van de Ven (links voor in).
foto's familie Huisman

Blanca Wiener samen met familie v.d. Ven

Blanca Wiener (2de links) en Riet (4de rechts) en Frans van de Ven. Foto in de tuin: Smalle haven 30 (nu 130)
foto's familie Huisman

 1938-1941 Blanca Wiener 

Blanca Wiener (Eindhoven, 1920), ze is in 1942 ondergedoken bij familie van de Ven, Smalle Haven 30 (huidige nummer 130) en later Floralaan 178 Eindhoven. 

Blanca Wiener als Stoottroeper

Zij trouwt in 1946 te Eindhoven met Maurice Goudeketting geb: 1920 te Velsen. In 1953 vertrekt het echtpaar met hun 2 kinderen naar Toronto Canada.
Maurice Goudeketting schrijft een boek over zijn oorlogs- en verzetsbelevenissen: "Memoirs of my life before, during and after World War Two"  Zijn boek [PDF -12 MB] hier te downloaden.

1944 -1945 Blanca Wiener, 2e rij, 2e van links. Hotel Boschoord te Oisterwijk, herstellingsoord van het regiment Stoottroepen. 

Groep militairen poseert samen met verplegend personeel (zusters), voor hotel 'Boschoord' te Oisterwijk, het herstellingsoord van de Stoottroepen in Noord-Brabant.

Maurits Goudeketting

Maurits Goudeketting (6-8-1920) zal de man worden van Blanca Wiener, de zus van Rob Wiener. 
Maurits vlucht over land en vanaf Lissabon per vliegtuig naar Engeland en wordt boordschutter op een B25.
Hierdoor is hij Engelandvaarder, zonder genoemd  te worden.

Famile

Maurits was het jongste kind in het gezin van Alexander en Kaatje Goudeketting- Wijnschenk.

Bianca Wiener

Na de oorlog trouwt Maurice met Bianca Wiener, een Joodse vrouw in het verzet in Nederland.

Vecht als boordschutter

Op 4 september 1943 had ik mijn eerste vlucht. Maar de eerste vlucht dat we bombardeerden was op 5 januari 1944.
Zo'n 58 / 70 missies gevlogen.

Engelandvaarder

Zie en luister zijn verhaal

https://vimeo.com/131011558

Zijn boek [PDF] hier downloaden: "Memoirs of my life before, during and after World War Two" [12 MB]

extra bron: 
https://www.joodsamsterdam.nl/maurits-goudeketting/

Maurits woont in Eindhoven waar zijn ouders de winkel "N.V. Wijnschenk’s Vischhandel" hebben op de Kleine Berg 23. Hij ziet Blanca voor het eerst in 1925/26 als ze met haar broer Rob meegaat, die zijn vriend Felix Goudeketting bezoekt, de broer van Maurits. Rob en Felix kennen elkaar van de Padvinderij in Eindhoven en Joodse families kenden elkaar.

De zaken gaan goed, ze hebben door heel Nederland winkels en handel.

N.V. Wijnschenk's vischhandel "de bijenkorf" in Eindhoven circa 1928 Telefoon 1033, Kleine berg 23

N.V. Wijnschenk's vischhandel in Eindhoven circa 1929 telefoon 2173 / 1033
Kleine berg 23 Eindhoven

In 1927 opent vader Alexander Goudeketting een Wijnschenk’s Vischwinkel in Den Bosch in de Vischstraat 19. In 1929 verhuist het gezin naar Den Haag, waar ook een viswinkel wordt geopend. Felix Goudeketting zal in 1934 een viswinkel in Brussel openen. In 1933 verhuist het gezin naar Amsterdam.  In 1936 is Maurits weer in Eindhoven, waar hij zijn tante in de viswinkel helpt. 

In 1937 gaat hij naar Brussel waar hij in de viswinkel van zijn oom Joop Bas, werkt. Zijn ouders gaan in de viswinkel van hun zoon Felix werken. Zij wonen met Felix en zijn vrouw Esther in de Chaussée de Wavre 71. Maurits woont bij zijn oom Joop.



Op 18 mei 1940 vallen de Duitsers Brussel binnen. 

Die maand vertrekken de twee gezinnen in een nieuwe Ford en een oudere vrachtwagen naar Parijs en verder naar Villeneuve d’ Aveyron. Daar verblijft men op een boerderij.

In januari 1941 worden de auto’s verkocht en gaat het hele gezelschap per trein naar Narbonne. Daar worden twee appartementen gehuurd via de Nederlandse ambassade in Marseille.  

Het is december 1942. De situatie verslechtert. Aangeraden wordt naar Perpignan (Le Soler) te gaan.  In Perpignan was nog een Nederlandse consulaat, de enige ambassade die nog in functie was. Joseph Willem Kolkman is daar werkzaam en bezorgt vele Nederlandse vluchtelingen nieuwe papieren. Zijn heldenrol is hier beschreven, helaas vermoord door de Duitse bezetters.

Kolkman vice-consul in Perpignan redden honderden Nederlanders

Joseph Willem Kolkman
(1896-1944) 

Maurits: "Hoewel we met mijn vader daar wel naar toe konden gaan, weten we ook dat mijn vader niet sterk genoeg is om over de Pyreneeën te komen. Hij hoest en heeft veel gewicht verloren. Op 15 december 1942 moeten we een moeilijke beslissing nemen. Mijn vader vindt dat mijn broer en ik moeten proberen Spanje te bereiken. De volgende dag vertrek ik per bus. Mijn broer Felix komt een dag later. Maar het is de laatste keer dat ik mijn vader en broer zie". 

Maurits is dan 22 jaar. Hij heeft een vals paspoort gekregen van de Nederlandse ambassade in Perpignan. Hij weet te voet door de sneeuw over de Pyreneeën te komen, aanvankelijk met behulp van twee gidsen en in het gezelschap van drie Nederlanders en vier Fransen. Het is een zware klim van meer dan 5 uur, ze komen in een sneeuwstorm terecht en raken elkaar kwijt. De Nederlander "de Jong" en twee Fransen komen om het leven. Maurits enkel bevriest. 


De tocht die Maurits onderneemt om in Engeland te komen.
Van mei 1940 tot 26-6-1943

In het hotel waar hij verblijft zitten ca. 15 Nederlanders, die zullen worden opgenomen in het Nederlandse leger. Ze zouden vanuit Cadiz naar Curaçoa varen, maar die reis gaat niet door. Begin mei 1943 reizen ze naar Lissabon, waar ze worden en worden ondergebracht in een motel in Sintra. Op 26 juni 1943 vliegt Maurits van Lissabon naar Bristol, Engeland. Hij wordt ondergebracht in de Royal Victoria Patriotic Building in Wandsworth, London.

Daar wordt hij ondervraagd: Zie "Copy of Interrogation Report prepared upon M. Goudeketting‟s arrival at the Royal Victoria Patriotic school"



VERHAALVERSLAG NEDERLAND VEILIGHEID
In mei 1940 ontsnapte Mauris Goudeketting met zijn ouders en zijn broer vanuit België naar Zuid-Frankrijk. Van half maart 1942 tot december 1942 moest hij in verschillende kampen en een fabriek werken.
In december 1942 kwam hij aan in Perpignan. Op 19 december vertrok hij met A.H. Groen (zie nr.21) om rapporten aan te vullen van aankomende Nederlanders in Engeland in (19.42 mei) J.J. Ronne (zie nr.51 van dit rapport). Hij, De Jong. 4 Fransen en 2 gidsen reisden te voet over de Pyreneeën richting Spanje, tijdens deze reis kwamen de Jong en 2 Fransen om het leven.

Op 26 december 1942 kwam hij in Barcelona aan, waarna hij op 31 december legaal naar Madrid reisde.
Zijn reis naar Barcelona werd volledig te voet afgelegd, behalve de laatste 60 kilometer met de trein.
Op 26 juni 1943 kwam hij vanuit Lissabon per vliegtuig aan in Engeland.


Er werd me gevraagd of ik bij de marine, de landmacht of de luchtmacht wilde meevechten. Ik koos de luchtmacht. Daarvoor moest ik in training en dat zou in Canada plaatsvinden. Het zou 1,5 tot 2 jaar duren voor deze training afgerond zou zijn. Ik vroeg dus of er ook werk bij de luchtmacht was met minder trainingstijd en een boordschutter zou maar zes weken nodig hebben.

Maurits neemt dienst in Dutch Naval Air Force en wordt opgeleid tot air gunner (boordschutter). Begin september 1943 wordt hij opgenomen in het Squadron 320 van de R.A.F. Op 4 september 1943 maakt Maurits zijn eerste vlucht in een B 25 Mitchell II bommenwerper.

6 juni 1944 was D-day. Hoewel op die dag de landing was op de stranden van Normandië werd al ver daarvoor begonnen met het beschieten en bombarderen van Duitse doelen in Frankrijk. Vanaf half april 1944 werd het aantal vluchten geïntensiveerd. We bombarderen kanonnen-posities bij Saint Marie le Bois (24 april), Marschall Yards bij Parijs (25 april), Montreuil (26 april), Marshall Yards bij Cambray (28 mei) en Namur (29 mei), kanonnen aan de kust bij Calais (30 mei) en zo ging het door. Het maakte de weg vrij voor de grote operatie van 6 juni. Belangrijke Duitse posities waren beschadigd of vernietigd. Het was ook moeilijk, want bij bommen weet je nooit hoeveel onschuldige mensen erbij omkomen.

In oktober 1944 wordt de basis van het Squadron, Melsbroek in België. Het personeel werd ondergebracht in Zaventem. België was in september al bevrijd. Ik had toen al 58 missies gevlogen. In die maand kwam Koningin Wilhelmina bij ons op visite. Zij spelde ons allemaal het  Vliegerskruis op. Ze vroeg me wat ik deed in een vliegtuig. Ik antwoordde dat ik schutter was, en ze ging verder. Mijn 15 seconden van beroemd zijn! 

Op 14 november 1944 landden er drie van onze Mitchells in Eindhoven. Waarschijnlijk de eerste 3 geallieerde vliegtuigen die landen in Nederland. We worden gehuldigd in Helmond. 


14 november 1944, Eindhoven Welschap,
Maurits Goudeketting staat rechts op de foto.

Op 15 december 1944, na 70 vluchten, heeft Maurits zijn laatste vlucht. Hij treedt uit actieve dienst.

Op 17 december 1944 kwam ik aan op het station van Chateauneuf les Bains, 390 km ten zuiden van Parijs. Ik kwam in contact met een lid van het Franse Verzet en vertelde hem dat ik een vrouw van 50 zocht, haar dochter van ca. 30 en een kind van ca 3 jaar. Hij bleek deze mensen te kennen en na een half uur waren we bij een klein huis. Ik vroeg de verzetsstrijder te vragen of de vrouw van 30, mijn schoonzus, naar buiten te komen want ik was bang wat de shock zou doen bij mijn moeder. Toen ik bij het huis kwam zag ik Esther in de deuropening. Even later zag ik mijn moeder. Ik zal nooit vergeten wat ze zei: "Ik heb er één terug". Mijn moeder, schoonzus en nichtje waren drie jaar in de onderduik geweest met behulp van het Franse verzet.  Mijn vader en broer waren gedeporteerd naar de kampen. Het Rode Kruis kon later laten weten wat er met mijn broer was gebeurd, maar de omstandigheden rond mijn vaders dood bleven altijd onduidelijk. Van mijn directe familie waren veel mensen vermoord, van de verdere familie waren het er tientallen.

Maurits vliegt op 26 maart 1945 naar Eindhoven. Eerst heeft de Air Transport Service een kantoor in Breda, twee weken later in Eindhoven. 


Eind april, begin mei 1945 gebeurt er iets heel bijzonders :  

"Op een dag toen ik aan het wachten was op binnenkomende vliegtuigen zag ik een DC-3 aankomen. Die landde vlakbij en ik zag dat zich in het vliegtuig, gewonde burgers bevonden. Een aantal lag op veldbedden. Het medisch team bracht hen de hangaar binnen.  

Toen ik dichterbij kwam, kon ik mijn ogen niet geloven. Alle mensen zagen eruit als levende skeletten. Een van de verpleegsters zei me dat ze in Parijs waren opgestegen en dat het Nederlandse burgers waren die in ziekenhuizen in heel Frankrijk hadden gelegen. Ze vertelde mij ook dat de meesten recent waren bevrijd uit concentratie-kampen. 

Ik ging de hangaar verder binnen en zag ca. 24 mensen. De meesten konden nauwelijks spreken. Zij wachtten allemaal op transport per ambulance naar het Binnenziekenhuis in Eindhoven. 

Toen gebeurde er iets dat ik nooit zal vergeten. 

Een van de gezichten, met meer botten dan vlees, kwam mij bekend voor. 

Ik zei tegen hem "Robert" ? 

Hij keek mij vragend aan en ik herhaalde mijn vraag "Robert Wiener" ? 

Hij keek mij aan en zei "Moutje" ? 

Moutje is zoiets als "kleine Maurice" of Maurice-je. 

Zo noemden ze mij toen ik klein was. 

Rob Wiener was een vriend van mijn broer Felix, toen wij in Eindhoven woonden. 

Zij waren 4 jaar ouder dan ik, maar ik herinner mij dat hij zijn jongere zus Blanca meenam als hij ons bezocht. Het is wel een heel klein wereldje. 

Rob werd naar het ziekenhuis in Eindhoven gebracht waar ik hem bezocht. 

Ik hoorde dat Rob’s moeder en zijn oom Aladar Wiener een kledingzaak hadden gehad in Eindhoven. Hij zei mij dat ze begin 1942 waren gearresteerd en naar het Kamp Vught waren gebracht. Rond juli 1942 werd Rob naar een ander concentratiekamp gebracht. Hoewel hij klein van stuk was, was hij een bokser die in goede conditie verkeerde. Ik wilde hem nooit willen vragen wat hij deed om het kamp te overleven, maar ik ben er tamelijk zeker van dat de Duitsers hem tewerk stelden, vanwege zijn fysieke fitheid".  

In Eindhoven hoort Maurits dat Johan en Maria Daamen drie joden op hun zolder lieten onderduiken: Fritz Kohl en de broers van Rob Wiener, Theo en Eddy. 
Kort daarop ontmoet hij Blanca Wiener bij de familie Daamen. Het is twintig jaar geleden dat hij haar voor het eerst gezien heeft.



Blanca en Maurits trouwen in Eindhoven op 10 april 1946 in het Van Abbemuseum

10 april 1946 Het echtpaar Maurits en Blanca Goudeketting en Wiener voor Van Abbemuseum in Eindhoven

Blanca en Maurits trouwen in Eindhoven op 10 april 1946. Ed Wiener trouwt met Nel Daamen. Zij hebben een ruim huis in Eindhoven en Blanca en Maurits trekken bij hen in. Theo Wiener ontmoet zijn latere echtgenote Jo Meerholz. 

In december 1945 is Rob Wiener hersteld van zijn ontberingen. Hij wordt ontslagen uit het ziekenhuis en wil zijn radiozaak voortzetten. Zijn oude winkel op de Willemstraat is door bombardementen vernield. Rob krijgt een noodwinkeltje op de Fellenoord 42 aangeboden.  

Rob vraagt zijn twee broers, Theo en Eddy, om mee te werken aan de herstart van Radio Wiener. Dat doen ze. Eddy heeft bij Philips gewerkt en hij kan elektrische apparaten repareren. Theo doet de boekhouding en een deel van de verkopen. 

Rob doet de meeste verkopen en alle inkopen. Maurits leert apparaten te repareren door de kunst van Eddy af te kijken. 

In 1949 openen de broers Wiener een tweede winkel in Den Bosch. De winkel wordt gerund door Maurits. Op 10 augustus 1953 vertrekken Maurits en Blanca met hun twee kinderen naar Canada. Ze varen in 12 dagen met de Groote Beer naar Halifax.   

In oktober 1953 volgen Eddy en Nel met hun kinderen Hans en Yolanda.  

Maurits ontwikkelt zich, samen met Eddy, tot een succesvol zakenman. Aanvankelijk in radio’s en TV’s, later in allerlei andere zaken.  


Advertentie Eindhovens Dagblad 23-1-1951


Verraad in Eindhoven

Het verraden van Jolan Wiener en Aladar Gründfeld waardoor beide zijn vermoord in Sobibor

Op 8 december 1944 schrijft zoon Eddy Wiener een brief aan de P.T.T. (andere correspondentie is niet aanwezig) over de rol van Meurs en Geerlings in het verraad aan de Gestapo.   

Het laten onderduiken leverde voor sommige personen een gunstige financiële situatie op. Zij lieten mensen onderduiken om er zelf beter van te worden. Van Meurs chanteerde zelfs onderduikers die hun onderduikadres verlieten. Lees onderstaande schokkende brief.

De goede onderduikgevers waren de familie: Daamen (onderduikadres Blanca, Eddy en Theo) , Müller [K. Müller: Groenten, conserven en fruit. Heezerweg 103] en van de Ven, Smalle Haven 30.

Laatste adres van moeder Jolan Wiener is Kamillestraat 33, de joodse bewoners familie Presser, die daar woonden, zijn ook in Auschwitz vermoord zijn. Lees ook https://www.eindhoven4044.nl/4/bakker.html 
De afwikkeling van deze zaak rondom van Meurs is onduidelijk.

De nieuwste TV-techniek bij Wiener

Philips had in 1939 de eerste TV's ontwikkeld. Door de oorlog is de introductie hiervan uitgesteld. Pas november 1950 eerste publieke uitzendingen in Eindhoven.
Rob Wiener experimenteerde november 1948 ermee.
https://www.eindhovenfotos.nl/6/televisie_eindhoven.html

1948 De gebroeders Wiener van de Eindhovensche radiozaak met dezelfde naam bij hun eigen gebouwde amateur televisie toestel.

 Links staat Rob Wiener de bouwer van de TV. In het midden staat Eddy en rechts Theo.

Na de oorlog: De drie broers starten opnieuw een radiozaak in een noodwinkeltje aan de Fellenoord 72, dat later voortgezet wordt in de Kruisstraat 61 Eindhoven.

1948 Eigen vervaardigde  Televisie-ontvanger

1948 Demonstratie televisie-ontvanger door radio Technisch bureau Wiener. Diverse advertenties in het Eindhovens Dagblad, najaar 1948.

1948 Drie maal per week nodigt Radio-Wiener vrienden en klanten uit om van het laatste wonder van de techniek "televisie" kennis te komen nemen. 

Deze "kijkdagen" waren op de proef uitzendingsdagen van Philips Experimentele Televisie (PHET), drie avonden per week, anderhalf uur lang

Robert Wiener met Frans Dekkers

Foto 1982 gemaakt ter gelegenheid van het verschijnen van het boek "Eindhoven 1933 -1945".
Dit boek is later verboden verklaard zie www.fransdekkers.nl


Foto van Rob Wiener met verzetsherdenkingskruis op de begraafplaats Oude Toren, waarschijnlijk bij dodenherdenking begin jaren tachtig 

(foto van Frans Dekkers).