dr. Aart van Wijk

Aart van Wijk
De oorlogsspecialist in het vervalsen van documenten


Drs Aart van Wijk komt in 1927 in dienst bij Philips NatLab. Begin 1929 promoveert hij tot doctor in de wis- en natuurkunde met het proefschrift: Invloed van magneetveld, zwermen en wand op de kristaloptische eigenschappen van vloeibaar-kristallijn p-Zoxyanisol. Hij trouwt met Riek (Hendrika Mechtelina) Thomson, zij is aan het conservatorium in Utrecht opgeleid als zangeres en pianiste. Ze krijgen samen twee zoons: Leendert en Rob(ert). Het gezin woont Gaailaan 7 in het Villapark van Eindhoven.

Aart van Wijk ontdekte samen met een collega, het geheim achter de vitamine D-productie door zonnestralen, zodat levertraan nadien niet meer nodig was. Zijn kennis als stralingsdeskundige lag onder meer ten grondslag aan de hoogtezon, de warmtelamp, de nachtkijker en de vitamine D-tablet.

Aart en zijn vrouw volgde de politieke ontwikkelingen. De opkomst van Hitler werd door hun met wantrouwen beschouwd. Ze hadden diverse Joodse vrienden voor en tijdens WO2.

Toen de Duitse invasie dreigde, stond hij – met zijn gezin – op de lijst van wetenschappers die naar Groot-Brittannië zou worden geëvacueerd. Er werd gevreesd dat zijn (dossier-)kennis van onschatbare waarde voor de nazi’s zou zijn. De gebeurtenissen volgden elkaar in mei 1940 echter zo snel op, dat de familie niet verder kwam dan Voorburg.

Van Wijk was voor de oorlog Blokleider van, Sectie T wijk en blok /E . Volgens Hilda Verwey-Jonker is van Wijk een van de drie leidende personen in het verzet bij het NatLab.

Hij was tijdens de bezetting het knooppunt van een wijdvertakt netwerk van ambtenaren bij distributiekantoren en bevolkingsregisters. Zij zorgden voor valse persoonsbewijzen (aangepaste persoonskaarten) en het "legaliseren" van het ontvangstbewijs voor de stamkaart.

Na de bevrijding van Eindhoven, fungeerde van Wijk bij Philips als landelijk postadres van falsificatie centrales. Vele personen in bezet Nederland konden door het verschaffen van een nieuwe identiteit zich aan de arbeidsinzet onttrekken of als verdachte, de SD op een dwaalspoor brengen.
Beide zonen Leendert en Rob schrijven, in 2011, ieder een verklaring voor erkenning voor het verzetswerk en onderduikadres en hulp geven aan Joodse mensen voor Yad Vashem. Veel van de onderstaande informatie komt uit deze twee verklaringen.

Aart van Wijk tools

Stempels uit allerlei gemeenten, nodig voor het vervalsen van documenten. Aanwezig in de collectie van Wijk bij het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven

Talloze stempel voorbeelden van allerlei gemeenten, nodig voor het vervalsen van documenten.

Aart van Wijk vervalste persoonsbewijzen en distributiestamkaarten vooral in zijn eigen woonhuis.

Leendert van Wijk schrijft, "Mijn vader had zich, als vervalser van Ausweis- en Persoonsbewijzen, aangesloten bij een groep administratieve illegale werkers, die later bekend werden als Verzetsgroep TD (Tweede Distributie stamkaart). Ambtenaren op gemeentehuizen drukten oningevulde Persoonsbewijzen en distributiebescheiden achterover en voorzagen daarmee onderduikers en illegale werkers van een tweede identiteit, afkomstig van overledenen met dezelfde geboortedatum. Mijn vaders werkterrein betrof de provincie Noord-Brabant."

Zoon Leendert verklaart: "Dat invullen gebeurde ‘s nachts in ons huis door L. Pierre Lenssen (codenaam: ‘Van der Kieft’), die per trein van zijn gemeentekantoor in Tilburg kwam. ’s Nachts vervaardigde hij de vervalste papieren op een schrijfmachine, die op kussens werd geplaatst om Duitse buurman Gauleiter niet in zijn slaap te storen. Na wat rusten vertrok hij ’s morgens vroeg weer naar zijn kantoor. Na ongeveer een jaar kwam hij niet meer: hij bleek te zijn gearresteerd. (Lenssen overleeft de oorlog.)
Een andere leverancier van achterovergedrukte persoonsbewijzen en stamkaarten was ‘ome Jan’ (J.J.H. Heurkens) van het gemeentehuis van Geldrop. Op een dag belde hij mijn vader met het verzoek om een lunchpakket door mij bij een bepaald raamkozijn af te leveren, in ruil voor een tas vol contrabande. Hij was verraden. (ik viel, als kind, minder in het oog van de Duitse bezetter). (Lees hier het gehele verhaal over illegale werkzaamheden en arrestatie van Jan Heurkens.)
Zo geschiedde en ik kon hierna op de fiets nog net de middagschool halen met mijn schooltas vol gevaarlijk spul. Ik zat in een moeilijk parket, want leerlingen die dicht bij school woonden (zoals ik), mochten niet op de fiets naar school. Nu moest ik mijn tweewieler noodgedwongen in het fietsenrek plaatsen, hetgeen dus niet mocht. Na schooltijd wachtte ik een tijdje om daarna met een omweg naar huis te rijden, zodat mijn vriendjes niet merkten dat ik met de fiets van school kwam. Hiermee vermeed ik moeilijke vragen." (Jan Heurkens wordt op 9 augustus 1944 geëxecuteerd, zonder iets te verraden)

Rob van Wijk schrijft in een verklaring: "Eerst deed hij dat door bestaande documenten op een dusdanige manier van andere namen te voorzien, dat het niet direct opviel. Toen de Duitsers de documenten van de Joodse burgers van een grote letter J gingen voorzien, was deze techniek niet langer bruikbaar. De volgende stap was daarom het verwerven van blanco documenten en de benodigde hulpmiddelen voor het vastleggen van vingerafdrukken en om de papieren van gemeentestempels te voorzien. Helemaal ideaal zou het zijn als ook de nieuwe identiteit opgenomen zou kunnen worden opgenomen in de registers van de burgerlijke stand.
 Om deze zaken in handen te krijgen, werden aanvankelijk landelijk overvallen uitgevoerd op gemeentehuizen, met als doel deze papieren en officiële stempels etc te stelen. Ook werden door knokploegen distributiekantoren overvallen om bonvellen te stelen voor onderduikers, zodat er voor hen producten gekocht konden worden. Een deel van deze "buit" ging naar mijn vader.
"

De invoering van de tweede stamkaart vanwege het grote aantal onderduikers, plaatste het verzet aanvankelijk voor grote problemen. De twee distributiestamkaart werd in combinatie met een Persoonsbewijs gebruikt. Op beide documenten moest een zgn. Rauter – zegel zitten. De paniek van het verzet duurde niet lang, al op 25 januari 1944 werd de kluis van het gemeentehuis in Tilburg gekraakt. De buit 6000 zegeltjes met het woord Tilburg en 99.000 blanco stamkaarten. De laatste konden, na afstempeling, dienen voor iedere willekeurige gemeente. Op 17 mei 1944 leverde de overval bij drukkerij Hoitsema in Groningen nog een 133.450 zegeltjes op. Toen de uitreiking van de tweede distributiestamkaart in juni 1944 was afgerond waren er al voldoende zegeltjes ‘gestolen’. Lees ook overval in Bladel door Eindhovense knokploeg Sander.

Mevrouw Hilda Verwey-Jonker vertelt, "Tot een van de eerste kleine plaatselijke verzetskernen in Eindhoven behoort mevrouw Hilda Verwey-Jonker: 'Samen met mijn man Evert Verwey maakte ik deel uit van een verzetsgroep die vanuit het Natuurkundig Laboratorium van Philips werd geleid door ing. P. H.K. G. Cornelius, een naaste medewerker van mijn man. Ik rolde er bij toeval in. Omdat ik goed bekend was op het stadhuis vroeg Peter Cornelius me om er een gemeentestempel te stelen. Die had de groep [ Van Wijk, Voorhoeve, Hoekstra ] nodig voor het vervalsen van identiteitsbewijzen. Ik bleek een slechte dievegge te zijn. Toen ik met het stempel het stadhuis uitliep, werd ik teruggeroepen door een jonge ambtenaar. Ik dacht dat mijn hart het begaf. Die knaap had het gezien, maar bleek gelukkig niet fout te zijn. Sterker nog, hij zei: “Zonder een speciale inktsoort kunt U niets met het stempel doen.” Hij haalde daarvan een hele fles uit het magazijn. " 

"Later bleek het doelmatiger om deze zaken via bestaande personen op gemeentelijke administratieve afdelingen op kleine schaal te organiseren. Via diverse contacten probeerden de regionale vervalsers – waaronder mijn vader – dit in hun eigen omgeving op te zetten. In de grotere gemeenten kende het personeel van de burgerlijke stand elkaar niet goed en was het moeilijk weten of er geen NSB’ers onder de collega’s waren. In kleinere gemeenten kende men elkaar beter.
 Toch was het niet ongevaarlijk deze zaken achterover te drukken, omdat ook gemeenten werden opgeroepen de voorraden en het verbruik beter te controleren. Zo kwam het hoofd van de afdeling in Geldrop, nabij Eindhoven, na enige tijd onder verdenking te staan en werd hij gearresteerd. Hij kende ons adres en was als onderdeel van de vervalsingsactiviteiten ook bij ons thuis geweest. Omdat hij wist dat hij bij marteling zou doorslaan en namen kon noemen, sprong hij door de ruit van de hoog in het gebouw gelegen ondervraagruimte naar buiten. Hij viel dood op de grond.

"De materialen die zich in Gaailaan 7 bevonden, werden in een koffertje verstopt onder een luik in de kast van de slaapkamer van mijn ouders" schrijft zoon Rob van Wijk. In die ruimte zouden ook mijn vader en andere eventueel aanwezige medewerkers zich kunnen verstoppen als er huiszoeking werd gedaan.
"

Ook hun zoon Leendert van Wijk (ongeveer 13 jaar) deed mee aan het verzetswerk. Zijn dochter Jet van Wijk schrijft;" Zo hebben mijn vader en oom gedropte Britse piloten naar verluidt ‘normaal’ Nederlands bijgebracht. Ze hadden kennelijk, om undercover te kunnen opereren, een soort archaïsch, hypercorrect Nederlands geleerd. Dus die piloten stonden ook weleens bij de achterdeur ook voor papieren. Leendert schrijft: "Als laatste waarschuwingsmaatregel was er de opstelling van de kamerplanten in de vensterbank in het alkoofkamertje, naast de voorkamer, aan de straatkant. Bij onraad werd de opstelling van die potten met planten (volgens afspraak) veranderd. Dat was goed zichtbaar voor de illegale persoon, die (eventueel) van plan was ons te bezoeken. Die kon dan gewoon verder kon lopen en liep dus niet in de val."

Leendert vertelt: "Er waren drie veiligheidsmaatregelen om ongewenste gebeurtenissen het hoofd te kunnen bieden. Als de voordeur openging, ging in de huiskamer een lichtje branden (restant van een eerdere Duitse inkwartiering). Verder was er in een grote, diepe kast in de ouderlijke slaapkamer een luik onder het linoleum, in de bodem, aangebracht. In de ruimte daaronder konden één of twee personen zich verbergen, maar deze bood tevens de mogelijkheid om er de in ons huis aanwezige clandestiene telefoon te verstoppen. Via een luik onder de aankleedkast op Robs kamer was bovendien een ouderwetse radio ingebouwd, afgesteld op de BBC, die om acht uur ’s avonds aanging om voor het nieuws. Mijn vader maakte dan, luisterend via een koptelefoon, aantekeningen."

De buren, het gezin van Vlijmen

In de oorlogsjaren is het gezin van Wijk woonachtig op Gaailaan 7 in Eindhoven. De buurman op nummer 5 was Joseph van Vlijmen, procuratiehouder bij Philips. Hij is ook de plaatselijk vertegenwoordiger van de Joodse Raad en verzorgde de reis- en verhuisvergunningen. Het gezin bestond uit Fanny van Vlijmen-Blomhoff en hun zoon Bertie (1929)

Toen de in Eindhoven woonachtige Joden hun oproep voor de tewerkstelling in Duitsland kregen, gaven twee van onze buurgezinnen – waaronder de Van Vlijmens op nummer 5 - daaraan gehoor. De vader van Fanny van Vlijmen-Blomhof, haar zus, S. Wertheim-Blomhof, en diens echtgenoot besloten onder te duiken. Aart van Wijk hielp hen daarbij.

Er kwam wat later inwoning van een ander Joods Philipsgezin, de familie Zeelander (man, vrouw, dochter en zoon Menno). Dochter Marianne werd een speelkameraad van de overige jeugd uit de Gaailaan. 
In 1942 mochten deze Joden niet meer in deze woning blijven wonen. Ze moesten hun heil op kamers in andere woningen zoeken. "Het meest kostbare meubilair van de Van Vlijmens werd in ons huis ondergebracht. Ook werd hun inwonende dienstbode, Alie van der Worp uit Nederweert in ons huis overgenomen", schrijft zoon Leendert.

Maart 1942 nam de Nazi-Kringleider of Gauleiter van de NSDAP, Zimmermann en vrouw en een zoon de woning in beslag. Ze blijven er wonen tot (5 ) september 1944.(Dolle Dinsdag)
Later moet familie Vlijmen naar het Philips-Kommando in Kamp Vught.
Voorzichtigheid was altijd aanwezig, de pakjes voor de familie Van Vlijmen in kamp Vught ook altijd een afzendadres in de Gaailaan met een onbestaand hoger nummer vermeld. Leendert en Rob waren degene die deze pakketjes naar het postkantoor brachten.


Joseph van Vlijmen en ook zijn zoon Bertie overlijden aan de ontberingen van een later concentratiekamp. Zijn vrouw Fanny van Vlijmen-Blomhoff overleeft de oorlog. Marianne Zeelander en haar moeder overleven als enige van het gezin de verschrikking van Westbork.

afbeelding ‘Collectie Joods Historisch Museum’.
Wie niet bij Philips werkte was verplicht op 28 augustus 1942 zich te melden op Treinstation Eindhoven.
Greet Kelder vertelt "Ik was begin 1940 nog onbezonnen. Aanvankelijk deed ik net als de meeste Nederlanders, gewoon rustig afwachten op de dingen die wel of niet gebeuren gingen. Die houding veranderde in 1942 toen de joden op transport naar de concentratiekampen gingen. Ik stond op het station in Eindhoven. In een wachtkamer zaten een aantal joden op de trein te wachten. Bij de beide in en uitgangen stonden Duitse militairen op wacht. Toen de trein arriveerde werden de joden gesommeerd om uit die wachtkamer te komen. En ik vergeet nooit meer die blik van dat jongetje van een jaar of 3 die als eerste naar buiten kwam. Vanaf dit moment kreeg ik een enorme haat jegens de bezetters."
Hierna werd Greet en haar man Wim Kelder zeer actief in Knokploeg Sander en P.A.N.

Joodse inwoners

In Eindhoven was de grootste groep Joodse inwoners werkzaam bij Philips, de zgn. Philipsjoden, waarvoor een zekere vrijstelling/uitstel werd nagestreefd. Een belangrijk persoon bij Philips was de heer Goudeket, tevens Voorzitter van de Joodse Raad van Eindhoven e.o.
Toen de keuze kwam om onder te duiken (het advies dat Dr. A. van Wijk bood) of met z’n allen naar het Kamp Vught verhuizen (het advies van de heer Goudeket) zijn mijn broertje Rob en ik bij vele Joodse gezinnen-met-kinderen uit spelen gestuurd. Wij deden daar leuke en merkwaardige ervaringen op (zoals een gezin dat zich helemaal in het blauw had uitgemonsterd in afwachting van de oproep). Het is niet geheel duidelijk of dit uit spelen gaan diende als dekmantel om de volwassenen ondertussen over te halen toch vooral voor de onderduikoptie te kiezen.
Toen de oproepen kwamen, hebben veel Philipsjoden gehoorzaam gekozen voor het Kamp Vught (Philips-Kommando), met naar ons weten twee uitzonderingen: de familie Cohen met zonen Ernst en Daan, en de familie Goudeket zelf, met zoon Dick en dochter.
Normaal moesten de personen die een tweede identiteit aangemeten kregen in ons woonvertrek wachten om daar hun nieuwe handtekening op de documenten te zetten, waarna nog een afwerking volgde. Mijn broer Rob en ik zagen vele van deze wachtenden en zo nodig onderhielden wij ons wel met hen. De heer Goudeket presteerde het om zijn eigen handtekening op het vervalste persoonsbewijs (met zijn nieuwe identiteit) te plaatsen, waardoor er nog weer een nieuw persoonsbewijs moest worden ingevuld!" Bovenstaande is een herinnering van Leendert.
Zowel familie Cohen als Goudeket overleven de oorlog. Ook Walter Heuman, 20 jaar, duikt onder op advies van zijn Philips begeleider Sonderbüro (SOBU), Gerrit Kuiper.

Een Joodse vrouw duikt onder bij de van Wijk's

Bij Aart's gezin wordt in de begin jaren van de oorlog, een Oostenrijks officier ingekwartierd: groot-majoor Heitemeier werkzaam bij het Ortskommandantur in Eindhoven. Deze Duitse “Wehrmachtkommandantur” is dan gevestigd aan de Parklaan 81.
Deze rijksduitser Heitemeier bemoeide zich verder niet met het gezin maar had wel een voordeursleutel en gebruikte deels het huis. Wanneer hij vertrokken is, laten Aart en zijn vrouw, herfst 1942 een jonge Joodse vrouw onderduiken. Zij is Regina Wertheijm, een nicht van de inmiddels weggestuurde buurman.

Regina Wertheijm is 'juf Toos'
Toen Duitsland in mei 1940 Nederland binnenviel, zat Regina in een van de stadsziekenhuizen in de opleiding tot verpleegster. Met de steeds toenemende beperkingen voor de joden die niet langer bij niet-joden mochten studeren, moest ze haar opleiding onderbreken. In de zomer van 1942, op zoek te gaan naar een onderduikadres. Ze verborg zich korte tijd bij verschillende families, die haar om de een of andere reden niet langer konden houden. In het najaar van 1942, werd ze doorverwezen naar Aart en Riek van Wijk, de buren van haar oom, die aanboden haar in huis te nemen.
Regina, 20/21 jaar, zou de oppas zijn voor de van Wijk-jongens, ze noemde haar 'juf Toos'. Ze kreeg een andere uiterlijk en met behulp van een tante, die kapster was, werden haar zwarte haren geblondeerd. Aart zorgde voor valse papieren voor Regina en gaf haar de naam Kato de Jong. Ze was zogenaamd geboren in Nederlands-Indië (nu, Indonesië), omdat ze een donkere huidskleur had. Hoewel ze was uitgerust met een valse ID, werd het als veiliger beschouwd om altijd binnen te blijven. 

Vervolgens deed ze haar intrede in ons gezin als Juf Toos, het kindermeisje dat formeel onze moeder ontlasten kwam. Als zodanig kreeg ze een plaats in ons gezin, die duidelijk anders was dan die van dienstbode Ali.
 Een beperkt aantal mensen waren van haar werkelijke reden van haar verblijf op de hoogte. Ook de buurkinderen (familie Mollerus) van de Gaailaan 9 en familie van Dijk op huisnummer 3 en hun ouders wisten dat er plotseling een nieuw iemand bij ons in huis was, net als het Duitse gezin dat in het directe buurhuis op nummer 5 was ingetrokken in de woning van de Van Vlijmens.


Een andere keer moet juf Toos erg geschrokken zijn toen er werd aangebeld en ze de bovenste helft van de voordeur open deed. Aan de andere kant stond een geüniformeerde Duitse militair. Een arrestatie???!? Maar nee: hij was op zoek naar buurman Zimmerman en had zich vergist in de deur. Juf Toos maakte hem snel duidelijk dat hij op nummer 5 moest zijn, en niet bij ons op nummer 7.
 Er staat me bij dat juf Toos aanvankelijk gelegerd werd in de studeerkamer, maar dat ze later misschien naar de logeerkamer boven is gedirigeerd omdat mijn vader de werkkamer nodig had voor het vervalsen van de persoonsbewijzen en de stamkaarten ten behoeve van de onderduik. Zo nu en dan kwamen er ook onbekenden over de vloer om dingen te brengen of zaken te bespreken. Die zoals Rien van Bruggen, Harry Aarts hebben niet allemaal het einde van de oorlog meegemaakt, en hun arrestaties vormden een bedreiging voor ons gezin. Ze kenden immers ons adres en de Duitsers hadden middelen om deze informatie aan hen te ontfutselen.


Na de bevrijding bleef Regina nog enkele maanden, ze vertrok tijdelijk naar Israël. Ze trouwt en heet dan: Regina Toetie Moses (Wertheijm). Het grootste deel van haar leven woonden ze in Amstelveen. Pas na de dood van haar man Sal is ze verhuisd naar Beth Juliana, een Nederlands bejaardentehuis in Herzliya. Ze bleef contact houden met de familie van Wijk tot hun dood.
Regina is geboren in Eindhoven, 10 juni 1922 en overleden 27 augustus 2013 Herzliy, Israël.

De Gaailaan was onderdeel van het Eindhovense Villapark, dat in de jaren 1910 -1935 gebouwd is voor het hoge kader van Philips. Het zijn luxe huurwoningen met steeds andere bewoners. Je baan bij Philips was verbonden met een woning van Philips, huur werd automatisch van je loon ingehouden. In deze grote huizen waren veel Duitse officieren ondergebracht of waren de huizen gevorderd zoals het huis van hun directe nazi-buurman.

Jet van Wijk schrijft: "Zijn beste vriend Dré Gelderblom. Ze wisten destijds van elkaar niet dat ze beiden in het verzet zaten, al vermoedden ze het wel. Ik vond dat als kleinkind altijd een fascinerend gegeven dat die twee hecht bevriende echtparen vier jaar lang over koetjes en kalfjes spraken, terwijl ze ondertussen een dubbelleven leidden."

(Riek) Hendrika Mechtelina van Wijk-Thomson

De echtgenote van Aart en zus van Tommie "Kapitein Thomson".

Er is een verhaal in de familie dat Riek nog een rol heeft gespeeld bij een (mislukte) bevrijdingsactie voor haar broer Tommie ( Kapitein Thomson, lees hieronder ) om hem uit de gevangenis* in Utrecht, aan de Gansstraat 164 te laten ontsnappen. Zowel Aart van Wijk als Riek Thomson kwamen uit Utrechtse Vogelenbuurt en zodoende waren er banden met het Utrechtse verzet. Riek Thomson heeft een pil waarmee Tommie 'een hersenvliesontsteking zou simuleren', in haar kleding meegesmokkeld. Bij het vervoer naar het ziekenhuis zouden leden van een knokploeg hem dan bevrijden. Hoewel ze hem de pil wist te overhandigen, bij een kus, is de bevrijdingsactie uiteindelijk mislukt. 

*Kriegswehrmachtsgefängnis was gevestigd in het Huis van Bewaring in de Gansstraat in Utrecht. Ieder die zich voor een militaire rechtbank moest verantwoorden en/of door een krijgsraad tot gevangenisstraf werd veroordeeld werd hier ondergebracht. Dit ging zowel om Duitse militairen als Nederlandse verzetsmensen.

Na de Duitse bezetting is hij verplicht zijn auto te verkopen aan de Weermacht.
Waarom: van Wijk kreeg toch geen vergunning om zijn auto te gebruiken.
Brief van 30 november 1940 van de afdeling: "Der beauftragte für den Dierjahresplan"

A. van Wijk Gaailaan 7 Eindhoven had in 1938 een Ford Junior aangeschaft met kenteken N-50851

Rosa Spier 1934 - foto Wiel van de Randen- 
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=urn:gvn:SFA02:6002127

Rosa Spier 

"De Duitse buurman was gewend dat er in ons huis veel werd gemusiceerd. Met name door mijn moeder (die zangeres en pianiste was; uit dien hoofde werd natuurlijk dagelijks door haar gestudeerd en gemusiceerd) en door het Huisvrouwenzangkoortje dat door haar werd geleid en regelmatig bij ons repeteerde. Bovendien hadden mijn broer en ik vioolles en ook wij moesten hiervoor (bijna) dagelijks de viool ter hand nemen.
Na de invoering van de Kultuurkamer kreeg onze Duitse buurman ook nog een uitvoering door de Joodse harpiste Rosa Spier te verwerken. Dat was een fantastisch concert en een enorm gehoor was daarbij aanwezig. De huis- en zitkamer van ons huis waren stampvol. Buiten stonden ontzettend veel fietsen in vele rijen dik tegen de tuinhekken. Over de opbrengst heb ik niets vernomen, maar één schoolmeisje was helemaal voor de harp gewonnen, levenslang." Schrijft Leender in zijn oorlogsherinneringen over deze bijeenkomst.

Else Kooijman: Kapitein Thomson - krijgsgevangene, politiek gevangene, Nacht und Nebel, uitg. 2016, blz. 273 - ISBN 9789402148954

Zijn zwager Adriaan Thomson, ook wel Kapitein A.A.J.J. Thomson (Adriaan Antoon Jacob Johan Thomson (1906-1980) werd door de familie Tommie genoemd. Deze schoonbroer, die vanaf het begin in het verzet zat en ook spioneerde voor de Nederlandse regering. Hij logeerde vaak in de Gaailaan 7 voordat hij als officier, in 1942, gevangen werd gezet in Stanislau, Kgf. 31745, Stanislau kamer 206. In maart 1943 is Thomson verplaatst naar Dulag Nord en later naar het Duitse concentratiekamp Holzen, nadat zijn spionage rol duidelijk was geworden. Hij had de doodstraf gekregen maar deze is nooit uitgevoerd.
Hij werd op 8 april 1945 bevrijd door Amerikaanse soldaten van het 329e Regiment, 83 Division. De dag na de bevrijding had hij een gewicht van slechts 40 kilo. Tegen het einde van april 1945, keerde hij terug naar Nederland. Bereikt later de rang van Luitenant Kolonel en oud-reserve generaal-majoor.

Over Adriaan Thomson is door zijn dochter in 2016 een boek geschreven "Kapitein Thomson". Indrukwekkend stukje geschiedenis van de geheimen van Kapitein Thomson. De archieven over Thomson zijn in 2022 openbaar gemaakt, zijn dochter heeft eerder inzage gehad voor het boek. 

Op de live beelden op 2:11:58 zie je de pas bevrijde gevangene, Adriaan Thomson, met zijn handen in elkaar geklemd in gesprek met een Amerikaanse officier op de facebook pagina van stichting18september 

Adriaan Thomson in gesprek met een Amerikaanse officier. Inzet KGF nummer 31745 Stanislau (foto inzet https://krijgsgevangen.nl)
film klik op bovenstaande foto


In oktober 1943 vraagt Ir. Th.Ph. (Theo) Tromp aan Aart van Wijk eens te kijken naar de valse persoonsbewijzen die door de Engelse waren verstrekt aan agenten die gedropt waren. De papieren van Willem Schreinemacher werden geanalyseerd. In 10 minuten haalde van Wijk er 12 fouten uit. "Stomme fouten", volgens Tromp tijdens zijn verhaal vraaggesprek voor de Parlementaire Enquête regeringsbeleid 1940-'45.
 

Zicht vanuit 2e verdieping Havilaan 3 op Gaailaan. (foto 2005)

Onderduiken

Leendert verklaart: "In de Gaailaan waren nu inmiddels drie van de negen woningen door Duitse gezinnen bewoond. Toen er in de Haviklaan een mogelijke militair werd ingekwartierd, die vanuit de tweede verdieping uitkeek op de voordeur van ons huis, achtte vader het tijd om onder te duiken naar een ons onbekend adres. Dat is hierna nog zeker twee maal gebeurd. Mijn moeder moest dan hoogstwaarschijnlijk een reden paraat hebben waarom mijn vader er niet was, bijvoorbeeld omdat hij zijn ouders in Utrecht met de winkel helpen moest.
Er kwamen vaak bezoeken van mede-illegalen, vooral J. van der Pluym uit Utrecht en ‘De Jong’ (A. Hendriks) – mogelijk familie van de echte Toos de Jong? ‘Van Waveren’ was de schuilnaam van mijn vader zelf, waarbij de initialen gelijk waren aan Van Wijk. Over de heer P.L. van der Pluym weet ik nu dat hij een koffer- en tassenfabrikant uit Leusden was (hij maakte voor koeriersters speciale tassen die voorzien waren van geheime bergingen), en dat hij daar de door de TD-groep toegepaste methoden had uitgewerkt voor het toekennen van valse identiteiten aan onderduikers en illegale werkers. In Leusden is veel later een monumentje als herdenking opgericht.
Grote schrik ontstond toen er kort na de invasie in Normandië, juni 1944, twee Duitse generaals (naar eigen zeggen) in civiel bij ons aanbelden om mijn vader te spreken. Deze Duitsers wensten onder te duiken en zouden mijn vaders naam ‘in Utrecht’ vernomen hebben. Mijn vader hield zich van de domme: hij wist van niets! Deze Duitse generaals hebben dit (ogenschijnlijk) geloofd, maar het verhaal van die Utrechtse informant bleef toch knagen."

Spanningen

Zoon Rob en ook Leendert beschrijven over de psychische druk aan begin en tijdens en zelfs na de oorlog, die zijn ouders en ook de kinderen ondervonden.

“Mijn vader had een afkeer van onrecht. Toen de Duitse bezetters hun ware gezicht begonnen te tonen en anti-Joodse maatregelen namen, kwijnde hij letterlijk weg omdat hij er niets tegen kon doen. Versterkende middelen, voorgeschreven door onze huisarts, hadden weinig effect.
 Pas toen hij in contact kwam met mensen uit het verzet en zich bij hen aansloot, verbeterde zijn gezondheid weer. Hij kon iets doen tegen het onrecht dat werd uitgeoefend door de bezetter.
"

Tijdens de oorlog
"Enerzijds liep ons gezin natuurlijk gevaar door de (illegale) aanwezigheid van juf Toos. Maar het omgekeerde is ook waar. De illegale verzetsactiviteiten die mijn vader vanuit het huis uitvoerde, brachten ook haar en ons in gevaar. Uit de documenten van de Gestapo bleek dat men ongeveer drie weken van onze arrestatie verwijderd was.
 Het familieleven werd dus beïnvloed door het feit dat er een Duitse bezetting was en er verzet werd gepleegd. De aanwezigheid van juf Toos was daarvan slechts één facet.
 De verzetsactiviteiten van mijn ouders trokken ook een zware wissel op mijn moeder. Zij verrichtte vaak koerierswerk, waarbij de papieren in een postgiro-envelop waren gestopt. Ze zou bij aanhouding dan kunnen zeggen dat ze naar de brievenbus onderweg was. De zaak was zo georganiseerd dat de enveloppen, als ze die daadwerkelijk in de brievenbus zou stoppen, bij ontvangst in het girokantoor voor handlangers herkenbaar waren. Zij zouden deze dan achterhouden. 
Er heerste een voortdurende angst, omdat er een radio in huis was en een onderduikster die een fout kon maken, terwijl mijn vader soms ‘verdween’ en er dan lange tijd niets van hem vernomen werd. Ook had ze kleine kinderen die veel hoorden en wisten, maar die er niet altijd alert op waren wat er wel en niet gezegd kan worden. De arrestaties van naaste medestrijders waren ook een bron van zorgen, omdat ze gemakkelijk het gezin verraden konden.
 Dat er Duitsers in het directe buurhuis woonden, maakte de kans op ontdekking alleen maar groter. Terwijl mijn vader helemaal op ging in zijn verzetswerk, zat mijn moeder dus met alle spanningen – die uiterlijk niet getoond mochten worden.
"

Leendert schrijft: De Eisners hadden twee kinderen: Peter (met wie ik bevriend was) en een nog veel jonger dochtertje (Marianne). Dat meisje (ongeveer 5 jaar) lag in een ziekenhuis toen de oproep voor het kamp kwam. Ondanks geruststellende suggesties van mijn moeder (om het kind in het ziekenhuis te laten, dan zou zij er wel voor zorgen dat ze ergens werd ondergebracht. Daarmee zou het meisje een kans hebben om te blijven leven!), werd ze toch door haar ouders uit het ziekenhuis gehaald en naar het concentratiekamp Vught meegenomen, waarmee ze haar dood tegemoet ging. Dat heeft mijn moeder verschrikkelijk gevonden. Nog jaren later raakte ze zeer geëmotioneerd als ze dit verhaal vertelde. Bij ons weten heeft geen van de Eisners het concentratiekamp Auschwitz overleefd. Klopt volgens Boek Joodse gemeenschap Eindhoven.

"Na de bevrijding van Eindhoven in september 1944 is mijn moeder volledig ingestort. Ze lag weken in bed en werd periodiek bezocht door een psychiater. Later zat ze uren in een stoel voor het raam en staarde levenloos naar buiten. Het heeft jaren geduurd eer ze eroverheen was, al is ze nooit meer de oude geworden." 

"Mijn vader begon ondertussen direct na de bevrijding de Engelsen te helpen door als tolk per fiets met de troepen mee te reizen.
Later gaf hij gehoor aan een oproep om toe te treden tot het militair gezag dat zich direct achter de troepen aan naar het voormalig bezette West-Nederland diende te begeven. Veel burgemeesters waren van de NSB-origine en zouden dan verdwijnen."

"Voor dit werk werd in Brussel een opleiding gegeven, waarna hij in Delft en Den Briel als militair commandant in de rang van majoor functioneerde.
 Toen die periode afgelopen was, is hij namens Philips toegetreden tot een organisatie in Amsterdam die geroofde Nederlandse productiemiddelen in Duitsland probeerde terug te halen – een taak van jaren. Het uniform en de rang van majoor speelden daarbij in zijn voordeel.
Daarna is hij voor Philips defensiezaken gaan opzetten.

 Hij kreeg een functie bij het Centraal Ontwikkelingsbureau, de voorloper van Philips Usfa NV (UltraSoneFAbriek). Het was een bedrijf dat bestond uit een aantal vestigingen van Philips en waar militaire producten werden vervaardigd." Later zal hij directeur worden van Philips Usfa N.V in Eindhoven.

"De oorlog, de bezetting en het verzet hebben mijn beide ouders getekend. Terwijl mijn moeder in een diep zwart gat belandde, verstopte mijn vader de door hem doorstane angsten en trauma’s door zich op het werk te stortten.

Toen mijn vader in 1964 met pensioen ging, werd hem bij het afscheidsbezoek aan de Raad van Bestuur van Philips door de burgemeester van Eindhoven een lintje (officier in de orde van Oranje-Nassau) opgespeld. Naast zijn verdiensten voor de firma Philips werd
 nadrukkelijk vermeld dat hij tijdens de bezetting veel heeft betekend voor velen. Dit is de enige publiekelijke waardering voor zijn verzetswerk geweest. Alle andere formele waarderingen heeft hij tegengehouden, omdat hij het een vanzelfsprekende zaak vond en het niet deed voor de eer - maar toen hij tijdens het opspelden van deze Koninklijke onderscheiding eindelijk die verzetswaardering kreeg, rolden de tranen over zijn wangen en had hij moeite uit zijn woorden te komen.
"

Leendert: "Met het einde van de oorlogs- en bezettingstijd kwam er voor mijn ouders ook een einde aan een periode van niet aflatende angst en zorg, vanwege het verzetswerk en de daaruit voortvloeiende betrokkenheid bij de verschillende onderduikers, joodse en niet-joodse. Het feit dat zij zelf ook kinderen hadden, die (zijdelings) betrokken raakten bij hun illegale werkzaamheden – waarop bij ontdekking de doodstraf stond – moet voor hen een extra drukkende verantwoordelijkheid betekend hebben. Zo bleek na de bevrijding van ’s Hertogenbosch dat de Gestapo in ’s Hertogenbosch verrassend veel over mijn ouders activiteiten te weten was gekomen en dat hun arrestatie op handen was.
Indien mijn ouders met hun leven zouden hebben moeten boeten voor hun menslievende activiteiten, dan zou dat zeer zeker ook de levens van hun kinderen op ingrijpende – misschien wel verwoestende – wijze beïnvloed hebben. Dat zij desondanks bereid waren dit offer te brengen, vervult mij met grote trots jegens deze twee mensen aan wie ook ik mijn leven te danken heb.”



Het geruisloos verzet.

Het is duidelijk dat dit geruisloos verzet, vervalsen van papieren en financiering van het verzet, van enorme betekenis is geweest en naast andere verzetsgroepen onze bewondering verdient, al hebben overige groepen zich vooral in de nadagen van de oorlog onderscheiden door spectaculaire gewapende acties. In de niet aflatende stroom van publicaties over de tweede wereldoorlog wordt het rustige intellectuele verzet van kleine groepen ingewijden niet geheel op zijn waarde geschat.

Anton (A.W.) Vingerhoets in verslag over Aart van Wijk: Dit nog. Er is een zeer vruchtbare samenwerking geweest met de T.D. groep (Tweede Distributiestamkaart), niet zo zeer omdat ze een beteren invloed had, maar omdat er een uitstekende figuur van deze mensen zat, Dr. van Wijk. Ik kende hem, omdat hij op het röntgen laboratorium bij Philips zat. Deze man heeft zich uitgesloofd om met een ontzettend groot raffinement alle mogelijkheden te ontdekken, valse P.B.'s uit te kienen in samenwerking met ambtenaren enz. Dus dat is eigenlijk de man geweest, die ons geïnstrueerd heeft hoe je aan volkomen gelegaliseerde P.B.'s kon komen. Hij heeft er zelfs enkele verstrekt aan de L.O. en toen wij het eenmaal geleerd hadden, hebben wij het met diverse gemeente ambtenaren gedaan, ook Holla heeft het met Chiel gedaan, Tilburg heeft het gedaan en ik heb het veel gedaan met Westerlaken, die hier districtsleider is geworden.

Uitnodiging voor geheime expositie over het verzet in Nederland.
De opening is 19 maart 1945.
Nederland is dan nog in oorlog, zuiden is bevrijd.

Dr. A. van Wijk is gemachtigd om blanco persoonsbewijzen en stamkaarten in ontvangst te nemen.
Deze dienen voor een geheime expositie over het verzet voorjaar 1945 

Het falsificeren bereikt op den duur een hoge graad van perfectie. Stempels van alle Duitse organisaties en instellingen kunnen op bestelling bij de centrales verkregen worden. Hier de eenvoudige uitrusting van dr. Aart van wijk, Natuurkundige bij Philips, waarmee hij op knappe wijze stempels kon kopiëren.
Tekst van de expositie 1945 & fotomontage 2023

Deel van de lijst van verzetspersonen en gijzelaars en getroffenen
voor bespreking met Hare Majesteit Wilhelmina

Lijst van personen voor bespreking met Hare Majesteit

Lijst van verzetspersonen en gijzelaars en getroffenen 
voor bespreking met Hare Majesteit Wilhelmina
maart 1945.
Ook Dr. A. van Wijk is uitgenodigd

Alle Eindhovense verzetsnamen op de namenlijst of download deze PDF lijst van verzetspersonen in gesprek met Wilhelmina

Bronnen

Met dank aan Jet van Wijk, kleinkind van Riek Thomson en Aart van Wijk, voor belangrijke aanvullingen. Haar vader was Leendert van Wijk. En dank voor de verklaringen van Leendert en Rob, zie hieronder.

Archief Aart van Wijk rhc-eindhoven.nl

Boek Kapitein Thomson, Auteur: Else Kooijman, Pagina's 273, ISBN 9789402148954, 25-11-2016

https://righteous.yadvashem.org/?search=Wijk%20van,%20Aart&searchType=righteous_only&language=en
Op 20 september 2012 erkende Yad Vashem Aart van Wijk en Hendrika Mechtelina van Wijk-Thomson als Rechtvaardige onder de Volkeren.


Dr. Aart van Wijk (1902 – 1976) 
Hendrika Mechtelina van Wijk – Thomson (1901 – 1975).
Kinderen uit dit huwelijk:
Leendert van Wijk (geb. 3 dec. 1929 - ) 
Oorlogsherinneringen van Leendert van Wijk (PDF) 
Rob van Wijk ( geb. 10 dec. 1933 - )
Verklaring van Rob van Wijk (PDF)

Joodse gemeenschap in Eindhoven https://www.eindhoven4044.nl/5/Boek-Joodse-gemeenschap-06-2010.pdf

Jan Heurkens 1907 - 1944 https://brabantsegesneuvelden.nl/persoon/jan-heurkens-nederasselt-1907

Hans Buiter, Ignace de Haes
Het geruisloze verzet: de geschiedenis van de TD-verzetsgroep tijdens de Duitse bezetting
Voorzien van kanttekenen door G.J.D. Franken en A. Hendriks
Jaar: 1988
Uitgever: Amersfoort : Kerk en Vrede
Oorspr. verschenen als: Afstudeerscriptie SOL geschiedenis, Amersfoort : De Horstink, zomer 1982 (Kerk en Vrede ; brochure 9)
Omvang: 155 p. Formaat: 23 cm
ISBN: 90-70855-08-9