Rie Jansen & Cor van Reuth 
Joodsverzet en onderduikershulp in Eindhoven

Bij het P.A.N. archief van Jacques Hermans is een brief aangetroffen met verhalen die nooit gepubliceerd zijn over hulp aan (Eindhovense) Joodse mensen in de Tweede Wereldoorlog.
Ze beschrijft 20 gevallen waar zij en haar verloofde hulp bieden. Vele anderen zoals doktoren, politieagenten en instellingen helpen haar.
Ze wilde niet dat haar naam bekend werd, 75 jaar later willen we haar wel eren. De originele brief onderaan toegevoegd.


Rie Jansen (doopnaam Maria) en Cor van Reuth waren zeer actief met het helpen van (joodse) onderduikers. Zij was begin veertig in de oorlogsjaren en woonde in de Paradijslaan 50 (huidige 22-C) Eindhoven. Rie was verpleegster en had door haar functie ook toegang tot het Eindhovense politiebureau. Zij kreeg daar hulp van de politieagent P.E. (Piet) Soethout en oud-burgerwachter J.Bogers. Zij smokkelde brieven en boodschappen naar buiten en zorgde dat sommige celbewoners opgenomen werden in het ziekenhuis en dan onderdoken. Ook op het gemeentehuis had zij veel contacten en met diverse ziekenhuizen en instellingen waar mensen tijdelijk werden ondergebracht. Zij onderhield nauwe contacten met de P.A.N. en andere verzetsleden in Eindhoven voor o.a. extra voedsel- en andere bonnen. Rie Jansen overlijdt in Eindhoven op 25 oktober 1957, slecht 59 jaar oud. Haar man, Cornelis Wilhelmus Josephus van Reuth geboren 12 maart 1893, overlijdt op
25 september 1958.

18 februari 1947

Zeer geachte mijnheer Vriens,

Hierbij een 20 tal gevallen, die ik te samen met m’n verloofde, Cor van Reuth, verwerkt heb. Er zijn meer gevallen door ons afgewerkt, maar die hebben we nooit genoteerd; waarom ook ?

Ik vraag U uitdrukkelijk onze namen nergens te willen noemen, ook niet van het Labre Huis. We waren toen blij te kunnen helpen, misschien kunt U er iets van gebruiken, misschien ook niet.

Met vriendelijke groeten, hoogachtend,

R. Jansen
Rie Jansen Paradijslaan 50, 

Dit is een briefje van Rie Jansen aan de samensteller van het Gedenkboek van de P.A.N. (Partizanen Actie Nederland) Piet Vriens, onderwijzer in Tongelre. Het briefje van Rie en vier handgeschreven bladzijden komen uit het archief van Jacques Hermans, staflid van de P.A.N.

Op verzoek van de heer L. Frank (Rabbijn) , mej. Henriette Wertheim in 1942 overgebracht van het R.K. Binnenziekenhuis te Eindhoven, naar de door mij afgesproken duikplaats in het St. Josephziekenhuis te Veghel. Zij droeg de schuilnaam van Jetje Willems, persoonsbewijs was vernietigd daar er een J op stond. Hr. v.d. Cingel gaf bewijs voor vervoer per taxi, is nodig op naam van mej. Willems. Mijn verloofde en ik hebben ca. 2 jaar lang geregeld contact met haar gehouden en haar van het nodige voorzien. Zij lag in Veghel met nog een joodse dame op een kamer. De overste van het ziekenhuis was een zeer sociaal voelende vrouw.

De familie Afred Kaufman bestaande uit man, vrouw en zoon van 18 jaar, afkomstig uit Wassenaar, leerden wij in Veghel kennen. De man droeg de naam van P. Smaling met een vals persoonsbewijs. Mevrouw droeg de naam van Stokman, de zoon leefde onder eigen naam met een persoonsbewijs ontdaan van J.
De heer Kaufman bracht ik in contact met dr. Gimbrère, Geneesheer directeur van de G.G.D te Tilburg. Door deze schakel kregen man en vrouw een duikplaats. De zoon Richard is ca. 6 maanden bij mij gedoken geweest. Ik woonde vlak bij de S.D, (Sicherheits Dienst Eindhoven was gevestigd op Paradijslaan 25 met W.Weber als hoofd en Wolterbeek als Nederlandse helper) later toen ik zelf bedreigd werd heeft mijn verloofde hem in veiligheid gebracht in Oisterwijk. Bijna 2 jaar lang heeft mijn verloofde dit gezin wekelijks bezocht en van het nodige voorzien; ook hebben wij lijfgoederen, huisraad en juwelen bewaard. (na de oorlog is de vrouw R.K. geworden; de zoon is nu in militaire. dienst).

Mevrouw Cohn-Fuchs St. Antoniusstraat 8 p/a Granser heb ik ca. 2 jaar lang bezocht. Zij was een zeer intelligente Duits-Joodse vrouw. Ik bracht haar 1 x naar het Binnenziekenhuis waar zij meerdere weken in observatie bleef en toen niet gezocht werd. Later toen er meer gevaar kwam, in overleg met dr. Specken met spoed in het St. Joseph ziekenhuis laten opnemen. Toen de politie (Gijs Mosterd) haar wilde weghalen heeft dr. Specken geweigerd haar mee te geven. Bij het eerst volgende gevaar heeft dr. van de Loo (bij afwezigheid van dr. Specken) de vrouw onmiddellijk geopereerd (zij was dan niet transportfähig). Later heeft dr. Specken haar laten duiken. Deze vrouw was echter zo onvoorzichtig dat ik mij gedwongen voelde mij terug te trekken. Zij is inderdaad door de S.D. gepakt en zij is nimmer meer teruggekomen. (Ergerlijk is het dat de nabestaanden niets van de ondergedoken nalatenschap kunnen bekomen. Degenen die het bewaarden, hebben het behouden)

T

Rosa Bobben-Velleman uit Rotterdam, Essenburgstraat 24 b, die gedoken was in België met haar man en daar niet blijven kon, is bij haar clandestiene terugkeer naar Holland. Aan de grens door de S.D. gegrepen. Klingbeil van de S.D. wilde haar nog laten lopen doch Wolterbeek (SD-helper) pakte haar en zij kwam in de cel van het hoofdbureau van politie te Eindhoven. terecht. Ik bezocht in mijn functie van verpleegster dagelijks de cellengang. Zij was zwanger en vloeide af en toe. Ik sprak met haar af mij direct te waarschuwen wanneer het vloeien verergerde. Zij lag met drie vrouwen op een zeer benauwde cel. ’s Nachts om drie uur kwam een agent mij halen. Telefonisch overlegde ik met dr. van Dongen, die op zijn beurt toestemming van de S.D vroeg de vrouw (27 jaar) naar het ziekenhuis te brengen. Zij verbleef daar vier maanden, ik heb haar in contact gebracht met haar 2 kinderen. De heer Frank en ik hebben met de joodse raad gegevens verzameld om aan te tonen dat haar man, die reeds in Westerbork was, doch slechts drie joodse grootouders had, geen vol-jood was. De bomaanslag van de Engelsen op 6 december 1942 maakte helaas een einde aan haar jonge leven. Van haar stoffelijk overschot was totaal niets meer te vinden en ook in het lijkenhuisje vond ik haar niet.

Een joodse 88 jarige dame, inwonend bij J. Prins, Rechtestraat 63, op verzoek van de heer L. Frank (Rabbijn) vervoerd naar het Gesticht te Warnsfeld bij Deventer, een psychiatrische inrichting, om haar op die manier uit handen van de S.D. te houden. Helaas is zij bij een razzia gepakt. Het ziekenhuis heeft mij na de oorlog gemeld dat de familie de nalatenschap moest komen halen. 

Aan de joodse raad heb ik hulp geweigerd om de 96 jarige, blinde joodse mw. Wagner-Heijman uit de Helmerslaan 13 te helpen vervoeren van het station voor brenging naar Westerbork; hierdoor is zij hier kunnen blijven en gebracht naar het R.K. Liefdesgesticht te Tongelre.Deze dame heb ik ook van de psychiatrische inrichting in Voorburg gebracht, waar opname werd geweigerd ! (uit schrik!)

De heer Lindner, Balsemienstraat, heeft na het bombardement in Strijp in 1944 een nieuwe duikplaats verzocht voor een getroffen oude joodse dame, naam? die ik ondergebracht heb in het R.K. Liefdesgesticht, Kloosterdreef 25. (H. Hartgesticht)

* (extra informatie het gaat hier waarschijnlijk om  G.H.M. Lindner Balsemienstraat 8 Eindhoven, werkzaam bij drukkerij Lindner aan de Edenstraat. Zijn naam vinden we terug bij G.O.I.W.N = Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland.)

Mevrouw J van Wijk- Riks uit Bennebroek, Laan 3a, werd in 1942 gevangen genomen door de S.D. wegens het helpen van Joden. Ik trof haar aan in een benauwde cel van het hoofdbureau te Eindhoven. Op haar verzoek moest onmiddellijk de heer Jansen uit Aalst worden gewaarschuwd, anders werd een groep Joden gepakt. Mijn verloofde is direct naar Aalst gegaan en meerdere schakels werden hierdoor gewaarschuwd. Op medische gronden hebben dr. van Dongen en ik haar vervroegd ontslagen gekregen en heb ik haar onderdak verleend. Voor mijnheer van Wijk, die ook werd gevangen genomen, hebben wij de nodige, zeer vele illegale brieven naar buiten gesmokkeld en hem voorzien van extra voedsel. (Steeds volop medewerking van onze agenten, vooral van P.Soethout en Bogers). (Behouden teruggekeerd uit concentratiekamp).

Op verzoek van de heer Lindner heb ik een plaats besproken en verkregen in het ziekenhuis te Veghel voor mevrouw Mol, geboren Vaz Diaz, joodse, schuilnaam Doddema uit Amsterdam, voor een bevalling. Toen de baby ruim 1 jaar oud was verbleef deze nog in Veghel en de ouders te Amsterdam. Het kind werd niet aangegeven voor de Burgerlijke Stand.

Op verzoek van dr. Berman duikplaats gezocht en gekregen in het St. Joseph ziekenhuis te Veghel voor een 65 jarige Joodse dame, naam ?, gedoken in de Gestelsestraat Eindhoven. Zij was in het bezit van een vals persoonsbewijs. De vrouw is in Veghel overleden aan een beroerte.  Het lichaam moest illegaal begraven worden. (zie apart verhaal hieronder)

Dokter Alex (Lex) Kerssemakers is een sociaal voelend arts. Tijdens de oorlog verzet hij zich tegen de Duitse bezetter. Hij neemt een 2,5 jaar Joods meisje, Esther van de familie Klein als onderduikster in huis.  Hij heeft in een in het ziekenhuis overleden joodse onderduikster met hulp van de Zusters Franciscanessen en hun allround timmerman Jan Waals onder de ogen van de Duitsers in de tuin van Huize Rustplaats nog een min of meer ordentelijke begrafenis bezorgd.
Hij verleent in 1944 het 501ste regiment van de Amerikaanse 101ste Airborne Divisie, dat Veghel helpt bevrijden, gastvrijheid. Hij woonde in die jaren in Huize Rustplaats Hoogstraat 8 Veghel. (na de oorlog Villa Klondike genoemd)

Jan Waals

Jan Waals

1898 - 1991

Vak Timmerman

"Mijn vader, geboren in 1898, is timmerman geworden, een die het ambacht tot in de finesses verstond, geleerd had alles met handkracht te maken, omdat machines nog niet bestonden, bovendien een opleiding tot bouwkundig tekenaar had genoten. Zoals grote kloosters, timmerlui, schilders, elektriciens, metselaars en monteurs in dienst hadden, elk vakman op zijn gebied, was mijn vader de meest vertrouwde timmerman bij de zusters Franciscanessen."  Vertelt dochter Francine Waals.

Gezin Waals-Pennings

Mijn ouders hadden twee kinderen, een zoon Jozef en een dochter Francine uit 1942-heden.

Francine Waals vertelt:  "Omdat mijn vader zo integer en vertrouwd was, werd hij voor een zeer discreet werk gevraagd, namelijk om een kist te maken voor een Joods iemand die in het ziekenhuis was overleden. De kist moest gemaakt worden exact naar de maten die opgegeven waren. Mijn vader snapte helemaal niet dat een kist met die geringe maten voor lijkkist kon dienen. Het geheel werd een hachelijke onderneming. De Duitsers waren in het klooster ingekwartierd. De Duitsers werkten ook in de helft van de timmerwerkplaats. 

Het vervaardigen van de kist was niet zozeer het probleem, maar het vervoer wel. Tussen het klooster en het ziekenhuis lag een grote tuin. Daar doorheen, zo’n 500m, zou de kist vervoerd moeten worden. Om zo min mogelijk gevaar te lopen kon het best gebeuren wanneer het donker was. Toch bleef het gevaar bestaan, dat ‘s avonds wel eens een Duitser in de tuin zou kunnen gaan wandelen. Zo gauw het donker was, is mijn vader naar de zusters gegaan en werd de kist op een handwagen (handkar) gezet. Samen met een zuster werd door de donkere tuin gereden. In het ziekenhuis werden de zuster en mijn vader opgewacht door een zuster en dr Kerssemakers. Mijn vader zag de overledene en begreep niet dat die persoon in die kist kon. Maar in de oorlog kan een heleboel als het moet. De kist (het kistje) met de overledene werd in de kofferbak van de auto van de Kerssemakers gezet. Nu begreep mijn vader waarom de kist die exacte maten moest hebben. Dr. Kerssemakers reed weg. De bestemming werd niet meegedeeld. Hoe minder men in de oorlog wist, hoe beter.

Na de oorlog heeft mijn vader gehoord, waar de overledene begraven werd. In de tuin van de villa van dr. Kerssemakers. Ik denk, dat er geen betere plek gevonden kon worden. Achter die tuin, al was het midden in het dorp, lagen er vanwege de rivier de Aa niets dan lage weilanden. De tuin zelf lag hoger. Wat het bijzonder maakte, was dat achter in de tuin een grafheuvel/kelder lag. Die was leeg, want de adellijke familie die daar ooit begraven was, was vele jaren eerder herbegraven in een grafkelder op het Lambertuskerkhof in Veghel. Ik vermoed dat de overledene, zonder dat iemand het wist, daar piëteitsvol is bijgezet.

De zusters en dr. Kerssemakers wisten, dat ze op geheimhouding van mijn vader konden rekenen. Daar hoefde niks over gezegd te worden."

"Ik kan me nog goed herinneren, toen jaren na de oorlog de omgeving toegankelijk gemaakt was, ik de grafkelder gezien heb. Die maakte altijd een bijzondere indruk op mij." 
Deze aanvullende tekst is van Mevr. F.P.M. Waals, dochter van Jan Waals.


------------

1 x onderdak verleend aan de heer Kleerekoper, toen gevaar voor hem dreigde (Jood).
(extra info: Jacob Jesaye Kleerekoper (1885) is in 1905 vanuit Amsterdam naar Eindhoven (Wilhelminaplein 23-A/ directeur linnenweverij)  gekomen; zijn zoon Julius (1915, Strijp) is in 1942 vertegenwoordiger voor de Joodsche Raad en woont hier dan nog; Jacob Jesaye, zijn vrouw Kaatje Cohen (1884) en dochter Flora (1912, Gestel) overleven de oorlog, maar zonen Julius en Abraham Samuel (1925) worden in Auschwitz vergast. http://www.ihesm.com/eindhoven1934/bergen/ )

Op verzoek van dr. Berman plaatsing gekregen in het St. Joseph ziekenhuis te Veghel voor mevr. Irma Stein, Joodse, uit de provincie Utrecht.

Vooronderduiker, via de heer Lindner, gezorgd voor distributie bescheiden en hem steeds aan verbandmateriaal geholpen. (v.d. Heuvel, St. Rochusstraat 34 d).

De onderduiker van Kessel, Lieshoutseweg 59, Stiphout, die gedetineerd was op het hoofdbureau van politie, ingefluisterd welke medische klachten en indicaties hij moest simuleren (als typhus bacillendrager). Hierdoor werd hij direct afgekeurd voor Duitsland met medewerking van dr. ten Berge, alhier, en gefingeerde verklaring van dr. Vingerhoets uit Helmond, dat hij op 7 jarige leeftijd aan buiktyphus had geleden.

Aan de ambtenaar van Maatschappelijke Steun, alhier, de heer Camps, Guido Gezellestraat 3, die gekeurd moest worden voor Duitsland, dezelfde gegevens verstrekt al geval 14 (onderduiker van Kessel), waardoor hij werd afgekeurd voor tewerkstelling in Duitsland.
(extra  In 1934 woonde op dat adres H. J. L. Camps, 
adjunct-commies Rijks Dir. Bel, misschien ging het om zijn zoon, bron: http://www.ihesm.com/eindhoven1934/schrijversbuurt/ )

Mw. Greve, Geldropseweg , alhier, die door de S.D. was gevangen genomen, omdat haar man gezocht werd voor spionage en gedoken was, in samenwerking met dr. ten Berge, vrij gekregen.

Voor familie Frank, lijfgoederen bewaard en hen steeds behulpzaam geweest voor het zoeken van duikplaatsen; boerderijen afgegaan in Heeze, Sterksel, Oploo en Aarle-Rixtel.

Mevrouw J. van Bruggen, Nicolaas Beetsstraat 41, in alle opzichten behulpzaam geweest bij:
a)  Het vertrekken van distributie bescheiden voor zieke onderduikers.
b) Illegale bonnen geschreven in overleg met 2 Hoofd Chefs ter Gemeente Secretarie, de heer J. van Schaick, Jacques Perkstraat 1 en de heer Schraeder, afd. Inkoop, om zodoende haar aan strozakken, dekens, en overalls enz. voor de vele Engelse piloten, welke zij onderdak verschafte, te helpen.
c) Meegewerkt om op medische gronden, hr. A.J. Hazenberg uit Ijsselmonde, Rotterdam, uit de cel ontslagen te krijgen. Weber (SD) heeft het wel beloofd, doch niet gedaan. Hij is toch behouden teruggekeerd.
d) Mijn verloofde heeft mevr. Van Bruggen, weken lang melk gebracht voor een pas bevallen joodse dame, voor haar baby (zij was gedoken).

Aan een heer in de ....., die in zijn duikplaats te Woensel krankzinnig was geworden, hulp geboden. Een zielig geval, hij was met zijn vrouw gedoken en één mannelijke onderduiker. Deze laatste werd verliefd op zijn vrouw en de man had geen minuut rust meer. 
Ik heb toen op het hoofdbureau van de N.S.B Inspecteur een formulier gepakt voor een krankzinnigenverklaring. Deze formulieren waren door "Pulles" (N.S.B.burgemeester Eindhoven) ondertekend. Die N.S.B Inspecteur was helemaal niet ingeschakeld. Dr. van Dongen vulde toen op het hoofdbureau het formulier in. "Op straat aangetroffen". Samen met dr. van Dongen, na 10 uur ’s avonds de patiënt naar Voorburg in Vught gebracht. Hij is weer volkomen normaal in de Maatschappij werkzaam.

Als ambtenaar moeten wij formulieren invullen over het aantal joodse grootouders die wij bezaten. Mijn moeder was van joodse afkomst, ik ben R.K. Natuurlijk vulde ik in 0 joodse grootouders. Als R.K. werkt men toch niet mee aan rassenvervolging.