Foto is een montage. Achtergrond is een foto van een rechtbank in 1946. De dame is een AI model. De persoon lijkt niet op Blonde Jet, alleen de bontjas is echt.

Blonde Jet sloeg ook toe in Eindhoven

Een opvallende Amsterdamse dame: Henriëtte van Dongen (roepnaam Jetty of Jet) en vriend, overigens haar latere man Eduard Zuur, worden op 22 juni 1942 opgepakt door de zedenpolitie wegens financiële chantage en in bewaring gesteld. Zij is op dat moment moeder van drie jonge kinderen, echter in 1940 gescheiden. Haar vriend Eduard Zuur, chemicus is actief als illegaal werker die bonkaarten en persoonsbewijzen levert aan het verzet.
Na een nacht in de cel worden ze weer vrijgelaten. Hierna is Henriëtte van Dongen ook voor de S.D. gaan werken. Zij kreeg hierdoor onterecht de titel van “Mata Hari der illegaliteit”. Zij was een soort dubbelspionne die bij de S.D. verzetsmensen vrij kreeg in ruil voor het verraden van Joden en hun onderduikgevers. Maar meestal werd zij aangeduid als “Blonde Jet” of "Engel", die goed gebekt was en met een “te dure” bontjas, volgens de verslaggever, voor het gerecht verscheen.


Ook in Eindhoven maakt “Blonde Jet” diverse slachtoffers.

Zij had een gespleten persoonlijkheid, tijdens haar veroordeling werd duidelijk dat zij zich met grote heftigheid verweerde tegen steeds meer en uiterst bezwarend getuigen materiaal. Hieruit kwam enerzijds naar voren, dat zij dikwijls Joodse onderduikers had verzorgd, waardoor zij zowel van de onderduikers zelf, als van de mensen die hun onderdak verschaften, het volste vertrouwen genoot. Later blijkt dat zij de Joden zij als een „handelsobject" beschouwde en er winst uit trachtte te slaan.
Anderzijds heeft zij, drie Joodse onderduikers met naam en adres aan de Amsterdamse Sicherheitsdienst (S.D.) verraden en daarnaast drie agenten van het Eindhovense politiekorps verraden.

Piet van Summeren, vertelt in de rubriek "in mijn buurt": "Ik ben in de Locomotiefstraat 32 geboren aan het begin van de oorlog. Mijn vader, politieagent en mijn grootvader zaten beiden in het verzet en verborgen Joodse mensen. Twee Joodse vrouwen woonden bij ons op zolder. Op een gegeven moment ging er een gerucht rond in de buurt dat er bij ons Joodse mensen in huis verborgen waren. Je kon je buren niet vertrouwen in die tijd en op de hoek woonde een NSB'er. "Als je betrapt werd, was je zwaar de sigaar." De Joodse vrouwen werden toen verplaatst naar de familie Van Hees op nummer 35. Daar woonde Willem van Hees, brigadier van politie. (Van Summeren heeft het in het artikel over de "familie Van Rees", maar door speurwerk op www.ihesm.com/eindhoven1934 bleek dit familie van Hees te moeten zijn en hierdoor kon Blonde Jet gevonden worden in Delpher.nl)

Blonde Jet, uit Amsterdam, heeft in 1943 op een of andere manier over dit voorval iets gehoord en is dit voor de S.D. gaan uitzoeken. Zij kwam met het verhaal in de Locomotiefstraat dat ze: "Naar Eindhoven was gegaan op verzoek van vrienden voor het overbrengen van een waarschuwing aan de Joodse vrouwen, van wie een familielid was gegrepen." Haar verhaal was waarschijnlijk zo geloofwaardig dat zij toegang kreeg tot een beperkt deel van het politienetwerk van hulp aan onderduikers.

Hierop heeft zij drie Joodse vrouwen aan de S.D. verraden. Hiervan zijn er twee nimmer teruggekeerd uit Duitse concentratiekampen, dit waren Esther Rodrigues en haar zuster Graticia Rodrigues, beiden uit Amsterdam. Ook de Duitse Rosa Wagner-Aron is verraden. Zij woonden oorspronkelijk Helmerslaan 33, ze was moeder van 2 kinderen. Haar man en kinderen overleven de oorlog. De Stichting 18 september heeft meer informatie over de slachtoffers.
Maar ook de onderduikgever Willem van Hees is opgepakt en door de S.D. zwaar is mishandeld. Hij werd opgenomen in het Binnenziekenhuis waar hij onder politiebewaking moest blijven. Pas jaren later, na de oorlog, is Willem weer kunnen gaan werken.
Tevens werd hoofdagent of rechercheur Willem Duvigneau gearresteerd, verdacht van het verschaffen van hulp aan joden. Hij werd, voorlopig in het politiebureau van Eindhoven, ingesloten en met hulp van zijn collega's, waaronder hoofdagent C. Verhagen kan hij ontsnappen en hij duikt onder andere in Arnhem onder. Hij wordt dan actief in het verzet en pilotenhulp. Zijn vrouw en kinderen worden als straf geijzeld, ze komt erg verzwakt uit een concentratiekamp terug na de oorlog.De twee politieagenten overleven de oorlog.
Hiernaast verraad zij aan de S.D. ; P.J.S. van Kuijk / Kuyk, een Eindhovense veehandelaar die goud voor familie Moses Oppenheim had verstopt. Kuyk is maanden vastgezet en heeft onder zware druk uiteindelijk de verbergplaats van de waardevolle spullen vertelt aan Weber. Mozes en zijn vrouw Laura Oppenheim zijn in Auschwitz vermoord, hun kinderen overleven de bezetting. Hun woning Willemstraat 97 wordt tijdens de oorlog door de Duitse Luchtafweer gebruikt.

Agressief

Agressief viel Blonde Jet getuigen aan die verklaringen aflegden over, tijdens de bezetting, met haar gevoerde gesprekken en onderhandelingen. De tweelingzusters Erwteman, die zich tot haar gewend hadden voor het vrijmaken van de gevangen genomen heer de Leeuw, verloofde van Clara Erwteman, vertelden hoe de verdachte had gevraagd naar adressen van Joodse onderduikers, kennelijk met de bedoeling deze door te geven aan den SD. op voorwaarde, dat de Leeuw dan vrijgelaten zou worden. In plaats daarvan bood Clara geld aan en volgens de S.D. chef, O. A. Kempin en diens ondergeschikte Nederlandse S.D. politiebeambte, P. Schaap, had de verdachte zich daarop tot hen gericht met het verzoek de Leeuw vrij te laten, in ruil waarvoor zij wapendepots, onderduikers en illegale werkers uit Eindhoven bereid was op te geven. Deze S.D. chef Otto Kempin ging hier op in met het reeds genoemde resultaat. 
Meer over dit SD bureau in Amsterdam: Dienaren van het gezag. De Amsterdamse politie tijdens de bezetting (PDF)

Een van de diverse krantenberichten over blonde Jet.

20 jaar voor de "Engel"

Rechtbankverslag vermeldt: "Achter de groene tafel bekeek het Hof, onder voorzitterschap van mr. Van Schaeck Mathon, vol belangstelling de vertoning, terwijl in de druk bezette getuigenbanken achter in de zaal, waar zich als steeds de kennissen en belangstellenden verdringen ijverig werd gefluisterd en menig schamper woord halfluid commentaar leverde. De “Engel” interesseerde zich voor niets. Haar werk bestond in kwijnend zitten, niet-begrijpend kijken en bedeesd de ogen opslaan naar de hoge heren. De proc. fiscaal, mr. Geelinck, las de akte van beschuldiging voor, die behelsde, dat de „engel" Joden had verraden, een wapendepot en de bewaarders van goederen van Joden had overgeleverd aan de SD en zich „mitsdien aan verraad had schuldig gemaakt." De engel luisterde en schudde af en toe verbaasd en schudde van „neen". En toen kwamen de getuigen, nadat de president eerst nog een lang rapport had voorgelezen van een psychiater die heel weinig overliet van de „engel" en meer het beeld opriep van een leugen duiveltje met een verre van onbesproken verleden en een heleboel erg nare eigenschappen. De engel bleef van „neen" schudden, slechts haar wangetjes werden iets roder, maar op de getuigenbank werd het al luidruchtiger. Daar genoot men.

„Ist ja alles Unsinn" Dit is allemaal onzin

Het rechtbankverslag gaat verder;" Het verhoor der getuigen leek veel op een legpuzzel: het paste keurig in elkaar en het engeltje werd als maar zwarter. Dat wil zeggen: haar daden en haar karakter werden „zwart" terwijl ze zelf langzaam rood aanliep als een kalkoense haan. En toen begon ze te sputteren. De president, gewaarschuwd door het psychiatrisch rapport en door eerdere kennismaking volkomen op de hoogte met „het geval", drong aan op beperking van de woordenvloed. trachtte concentratie te bereiken of althans tenminste, dat de beklaagde uitsluitend terzake zou spreken en vragen, maar het hielp niet. Elke keer dat zij weer vastberaden oprees — en vergat, dat zij toch zo zwak en lijdend was — betichtte zij, wie dan ook sprak, van leugens. Alleen zij was onschuldig, loog niet en had het toch zo goed bedoeld. Zelfs Kempin, de 41-jarige Kriminalsekretär, die als „verbindingsman" gestaan had aan het hoofd van de Nederlandse rechercheurs, die voor de SD hebben gewerkt, werd het een keer te machtig. „Ist ja alles Unsinn" was zijn korte maar kernachtige commentaar. Ook Kempin, evenals Schaap, de ijverige rechercheur van de „Judenstelle" en zijn collega Wolberts, wisten niet in de gunst te komen bij de verdachte. Ze wond zich op, schudde onhoorbaar „neen". Maar ach, zij heeft dan toch maar eerst Schaap opgezocht, die bovendien vertelde, dat zij al meer voor hem „gewerkt had" (en zei "ik heb er toch geen belang bij") en is toen met hem naar Kempin gegaan, heeft daar om iemand, die opgesloten was, een boel anderen verraden, en ze heeft later de verloofde van de opgeslotene (die overigens werkelijk werd vrijgelaten) nog meer geld afgezet. Het Hof vond het terecht lelijk: lelijker is, dat de drie door haar verraden Joodse vrouwen niet zijn teruggekomen, goede Nederlanders zijn opgepakt, enkelen van hen in Duitse concentratiekampen opgesloten werden, en dat dit "door haar in beweging moet zijn gebracht."

Blonde Jet blijkt verantwoordelijk te zijn voor de dood van minimaal 5 dodelijke joodse slachtoffers in Eindhoven en de arrestatie van 3 Eindhoven politieagenten (verzetsmannen).
Bij politieagent Willen van Hees (Locomotiefstraat 35) heeft zij 3 Jodinnen verraden: (21 - 22 maart 1943)
Ester Rodrigues, Amsterdam, 28-02-1899, Jan Steenstraat 89 Amsterdam
Graticia Rodrigues, Amsterdam, 01-02-1884, Herengracht 69 Amsterdam
Rosa Sara Wachner-Aron, Fraulautern (D), 14-04-1880, Helmerslaan 33 Eindhoven, echtgenote van Heinrich Wachner en zijn zoons Max en Erich hebben de oorlog overleefd.

Hiernaast verraad ze ook Adalbert MayerHans Mayer en Helmut Loewenstein

"Er was een stroom van getuigen: ze vonden geen genade bij haar noch bij haar verdediger. Totdat een grote scène plaats heeft: zij huilt, de SD spaart "iemand anders" en de verdediger betwijfelt de objectiviteit van het Hof, wat van de president een scherpe repliek uitlokt. De verdediger laat dan een reeks getuigen à décharge opkomen, die allemaal aantonen, dat „blonde Jet" zoals zij ook wel eens werd genoemd, „goed'' was en behoorlijk illegaal werk verrichtte. De verdediger zegt "het lijkt wel op een roman van Wallace" en wordt een beetje op zijn vingers getikt. Mr. Gelinck, die 's middags zijn requisitoir hield, achtte de feiten in alle onderdelen bewezen en hij zeide: „Haar verklaringen zijn zo verward en dat wij die terzijde kunnen schuiven." Sprekende over de barbaarse Joden vervolgingen bracht de advocaat-fiscaal naar voren, dat er naast de spontane helpers van de Joden ook te velen waren geweest die de vervolgden als een „handelsobject" beschouwden en er winst uit trachten te slaan. „Ook deze verdachte behoorde tot die laatsten, vervolgde mr. Gelinck en hij eiste, haar "hysterische aanleg" en anderzijds haar goede daden. In overweging nemende, een gevangenisstraf van twintig jaar met ontzetting uit alle rechten voor het leven."

Het Bijzonder Gerechtshof te Amsterdam veroordeelde haar tot twintig jaar rijkswerkinrichting. Een over haar uitgebracht psychiatrisch rapport betitelde haar aldus: hysterisch, leugenachtig, dom en slecht. Het recht op cassatie werd haar ontzegd.

In 1955 komt ze vrij, de laatste jaren van haar straf zit ze in de Rijks Psychiatrische Inrichting Eindhoven aan de Boschdijk en Noordsingel gevangenis in Rotterdam.

Op dinsdag 9 september 1969 overleed ze, 65 jaar oud.