Familie van Ir. G. L. van Heel in onderduikersverzet, ID vervalsen, enz.

Onderduiken in het Villapark Eindhoven

Ir. G. L. van Heel werkte bij N.V. Philips Gloeilampenfabriek, op de commerciële afdeling van Philora. Deze speciale Philora fabriek produceerde natrium gasontladinglampen, die met hun geel-oranje licht vooral gebruikt werden voor verlichting van straten, havens en rangeerterreinen. Het gezin Gerard Louis van Heel en Marie Geertude (Molly) van Heel-Gelderman woonde in een grote Philips woning in het Eindhovense Villapark: Leeuweriklaan 3. Ze zijn 30 maart 1932 getrouwd in Oldenzaal, Gerard was toen 25 jaar en Molly 23 jaar. 
G.L. van Heel was zeer actief betrokken bij het verzet en O.D.

Leeuweriklaan 3 foto 2008 Google streetview

Situatie van Leeuweriklaan in Eindhoven. Het gekleurde huis is Leeuweriklaan 3

Leeuweriklaan

Leeuweriklaan in 1920

Gerard Louis van Heel en Marie Geertude (Molly) van Heel-Gelderman

Familie van Heel

Gerard en Molly zijn 30 maart 1932 getrouwd in Oldenzaal. In het oorlogsjaar 1942 was Gerard 35 jaar en Molly 33 jaar. Zij lieten de dochters van een vriendin onderduiken. Deze jonge meisjes overleven de oorlog maar hun ouders niet. Lees hieronder het verhaal van de familie Gelderman.
En hoe de broers van Molly en Gerard van Heel, actief waren in het verzet.

Orde Dienst

Uit verslagen van O.D. Eindhoven blijkt dat het echtpaar Heel-Gelderman "de meest riskante onderduikers" onderdak gaf zoals Generaal Jans. Hij was reserve-generaal-majoor van het Wapen der Infanterie en de commandant van de Ordedienst in Limburg. In maart 1942 moest hij onderduiken omdat de Duitse Sicherheitsdienst naar hem op zoek was. Hij verbleef een maand ondergedoken bij Van Heel in Eindhoven. Ook belangrijke verbindingsofficieren bij de opzet van de Ordedienst, de Lt. der Infanterie
 Pieter Cornelis Vroom en Chris Navis (schuilnamen: Spronzen, Sandberg enz.) verbleven een tijd bij het echtpaar ondergedoken.

Tijdens de oorlog, zo herinnerde Judith Kann (lees verhaal hieronder) zich later, vonden veel joden een toevluchtsoord in hun huis in de Leeuweriklaan, meestal tijdelijk, op weg naar permanente schuilplaatsen. Judith herinnerde zich ook dat Gerard valse identiteitskaarten vervaardigde. Bij al hun activiteiten moest de Van Heels bijzonder voorzichtig zijn, omdat de broer van Molly, Joan Gelderman, een bekende verzetsman was. 

Familie Kann duikt onder

De Joodse Dora Kann en Molly Gelderman waren al sinds hun schooltijd in Oldenzaal bevriend.

In 1942, toen de razzia's begonnen, stelde Molly voor dat de twee dochters van Dora Julietta Kann-Spanjaard bij hen konden onderduiken. De dochters, Judith en Elise, waren op dat moment respectievelijk acht en elf jaar oud. In november 1942 trokken de twee meisjes in bij de familie van Heel. Het gezin Kann had vier kinderen, naast de twee dochters nog de zonen Cobus en Otto.
De zesjarige Cobus kon eerst terecht bij overburen (Leeuweriklaan?), later ging hij in Badhoevedorp naar het gezin van ingenieur Elenoor Aduard (‘Noor’) van Andel en de kunstenares Hildegard (‘Hilde’) Brückmann.
Het 12-jarige zoontje Otto was samen met zijn vader in 1943 opgepakt en op transport naar Westerbork gezet. Samen ontsnapten zij door uit de rijdende trein te springen. Na een zoektocht van de Duitsers offerde Jacob zichzelf op door richting soldaten te rennen. Door deze afleidingsmanoeuvre werd Jacob Kann opgepakt, maar kon zijn zoontje Otto ontsnappen en bij familie onderduiken.
Zowel Jacob Hendrik Kann als Dora Julietta Kann-Spanjaard overleven de oorlog niet en komen om in Duitse concentratiekampen. Meer informatie: www.stolpersteine-dordrecht.nl/het_voorbije_joodse_dordrecht_de_heldendaad_van_jaap_kann.html 

Judith (geboren 1934) en Elise (geboren 1931) werden in Eindhoven bij de buren, familie en kennissen geïntroduceerd als weeskinderen van vrienden uit Rotterdam, wier familie was omgekomen bij het bombardement op de stad in 1940. Voor de veiligheid van de meisjes werd hun familienaam veranderd in: Kan. Hun achternaam zou hierdoor meer Nederlands klinken, en ze gingen naar een plaatselijke katholieke basisschool. Tijdens hun tijd bij de familie van Heel noemden ze Gerard en Molly 'oom' en 'tante'. Vlak voor het einde van de oorlog werden Gerard en Molly gedwongen een SD-officier te huisvesten. In plaats van Judith en Elise te verplaatsen, hielden ze hun verhaal vol en slaagden ze er ook in hem ervan te overtuigen dat de meisjes uit Rotterdam kwamen.

Judith en Elise bleven tot na de bevrijding in 1944 in Eindhoven en zijn later opgevangen door hun grootmoeder. Judith heet nu Judith Bar Kochba en Elise heet nu Elise Jaeger.

Judith Kann tijdens de oorlog ondergedoken bij familie van Heel in Eindhoven.

Joan, Chris en Tony Gelderman in verzet

De broers Molly, Joan, Chris en Tony Gelderman, waren allemaal betrokken bij ondergrondse activiteiten. Ook haar zus Clara deed verzetswerk vanuit Londen.

Tony Gelderman was evenals zijn oudere broer Chris enige tijd krijgsgevangene. Vanaf september 1944 moest Tony onderduiken. Tony verbleef met zijn gezin op de boerderij van de familie Scholten in Volthe. Bij razzia’s werd hij samen met andere onderduikers ‘verstopt’ in de drassige Voltherbroek. Chris keerde na de oorlog ziek en getraumatiseerd terug uit de kampen. Zijn jongere broer Joan werd in september 1944 als verzetsstrijder gefusilleerd.

Joan Gelderman was tijdens de oorlog als jonge advocaat woonachtig in Eindhoven. Via zijn broers Chris en Tony raakte hij al snel diep betrokken bij ondergrondse activiteiten. Al in 1941 begon hij met spionageactiviteiten voor de Inlichtingendienst (I.D.) en Intelligence Service (IS). Waarschijnlijk kwam Joan in het najaar van 1942 in aanraking met de Ordedienst (O.D.), hij werd verbindingsofficier en zette nieuwe O.D.-groepen op in Overijssel en Gelderland. Daarna begon Joan zijn eigen verzetsgroep. Hij hielp onder andere onderduikers, fabriceerde valse papieren en hij hielp piloten terug naar Engeland. Hij was waarschijnlijk voor nog veel meer verzetsactiviteiten verantwoordelijk.

Eind 1943 begin 1944 kwam Joan in contact met twee agenten van de S.D. die zich voordoen als verzetsmensen. Ze vertelden hem dat ze piloten naar Parijs konden smokkelen en om Joans vertrouwen te winnen zorgden ze ervoor dat er een aantal piloten daadwerkelijk in Parijs aankwam. Desondanks vertrouwde Joan de mannen niet en gaf hij hen valse informatie. Bij een volgende afspraak in Utrecht bleek het station bij aankomst te zijn afgezet, Joan stuurde toen iemand anders vooruit. Maar de volgende dag werd hij alsnog opgepakt.
Via de ‘Polizeigefängnis’ in Utrecht en het ‘Oranjehotel’ te Scheveningen kwam Joan op 21 juni 1944 in kamp Vught, waar hij op 4 september 1944 door de Duitsers werd gefusilleerd.
De arrestatie was het gevolg van het binnendringen van V-Mann Carl Ludwig Huschka (1907-1966) in een verzetsgroep, die werd geleid door Jan van Delden en Joan Gelderman.

Gerard van Heel vervaardigde valse identiteitskaarten

Blanco ID  

Na de oorlog

Na de oorlog werden Judith, Elise, Cobus en Otto opgevoed door hun grootmoeder, die de oorlog had overleefd door onder te duiken.

Op 13 februari 1968 erkende Yad Vashem Gerard Louis van Heel en zijn vrouw, Marie Gertrude van Heel-Gelderman, als Righteous Among the Nations. (Rechtvaardige onder de Volkeren)