De brandweer in Eindhoven en Rotterdam onder bezettings- en NSB-invloed tijdens de periode 1940-1945.
Met dank aan Peter Snellen en Han Nieman voor extra documentatie.
Dit verhaal gaat niet over de branden en bombardementen op Eindhoven, maar analyseert de aard en de mate van politieke invloed — met name die van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) — op de brandweerorganisatie in de provincie Noord-Brabant en Eindhoven in het bijzonder, gedurende de periode 1940-1944.
Voor de Duitse inval in mei 1940 was de Nederlandse brandweer sterk gedecentraliseerd. Er waren op dat moment maar twee beroepsbrandweerkorpsen: Amsterdam en Groningen. Veruit de meeste brandweerkorpsen waren vrijwillige korpsen, sterk verbonden in de lokale gemeenschappen.
In Eindhoven stond de vrijwillige brandweer onder leiding van het hoofd van de gemeentewerken/bedrijven.
De Duitse bezettingsjaren zouden deze structuur radicaal en onherkenbaar veranderen.
De Duitse bezetter maakte van de gemeentelijke brandweer doelbewust een steeds centralistischer organisatie, gemodelleerd naar de Duitse Ordnungspolizei. Dit was meer dan alleen een administratieve hervorming: het was het belangrijkste middel voor politieke infiltratie en ideologische controle. Dit proces van 'nazificatie', met voorschriften van de bezetter, werd systematisch over heel Nederland uitgerold.
ir. D. A. Budde,
Op de foto zit ir. D.A. Budde, hij is de meest rechts zittende persoon met een bril op.
ir. Derk Antonie Budde geboren: Amsterdam 25 maart 1900 - overleden: Rotterdam 19 oktober 1965
dossier: https://oorlogvoorderechter.nl/naam/?id=182475
ir. D. A. Budde was al sinds 1932 lid van de NSB en daarmee een van de eerste leden in Eindhoven. In november 1932 werd hij lid, waarmee hij tot de eerste duizend NSB’ers van Nederland behoorde. Op dat moment was de Eindhovense afdeling nog niet eens officieel opgericht. Waarschijnlijk was hij een 'soort' geheim lid, want in die periode zien we hem nergens terug in bestuurlijke of openbare NSB-functies. Zijn intellectuele kwaliteiten waren er wel naar: na de HBS studeerde hij in 1927 af als werktuigkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool (TH) in Delft.
In juli 1930 kwam Budde in Eindhoven wonen. Hij was benoemd tot brandmeester en technisch ambtenaar van de luchtbeschermingsdienst te Eindhoven, waar hij zich bezighield met "de taak van de brandweer bij de luchtbescherming". Verder hoofdbrandmeester bij Brandweer Eindhoven. In 1936 kreeg hij tevens een leidinggevende functie binnen de lokale brandweer, als ondercommandant. Hiernaast was hij in 1938 adjunct-directeur van Gemeentewerken Eindhoven.
Waarschijnlijk liet hij in de jaren voor de Duitse bezetting weinig merken van zijn politieke mening, althans niet in het openbaar.
Portret van ir. Derk Antonie Budde, luitenant-kolonel, commandant van de Staatsbrandweerpolitie te Rotterdam. Datering: 1943 Bron foto:
https://stadsarchief.rotterdam.nl/beeld-en-geluid
Op 1 mei 1942 werd Budde benoemd tot commandant van de Brandweer Rotterdam. Op 1 januari 1944 werd de Rotterdamse Brandweer daadwerkelijk omgevormd tot Staatsbrandweerpolitie. De heer Budde werd hierbij bevorderd tot de rang van luitenant-kolonel bij de Staatsbrandweerpolitie en daarmee wel ondergeschikt aan kolonel Boelstra, gewestelijk politiepresident Rotterdam.
In oktober 1940, enkele maanden nadat Nederland bezet was door het Duitse leger en nazi-instanties, kreeg het gemeentebestuur van het Departement van Binnenlandse Zaken de opdracht een beroepsbrandweerkorps op te richten. Het zittende, democratisch gekozen gemeentebestuur toonde hiervoor echter niet direct enthousiasme.
Men volstond vooralsnog met enkele wijzigingen in het vrijwilligerskorps, waarbij de heer ir. H. G. van Veldhoven tot commandant werd benoemd. De NSB'er ir. D. A. Budde, die in juni 1940 opnieuw lid was geworden van de NSB, keerde na de mobilisatie en Duits krijgsgevangenschap terug in zijn functie als brandmeester.
In het najaar van 1940 werden diverse hoofdlieden, brandweermannen en brandwachten in vaste dienst aangesteld in verband met de cryptische omschrijving de "buitengewone tijdsomstandigheden", waarmee de Tweede Wereldoorlog werd bedoeld.
Op 22 november 1940 kreeg het college, waartoe onder meer brandmeester Budde behoorde, de opdracht om de luchtbeschermingsbrandweer toe te voegen aan de gemeentelijke brandweer. Honderden personen waren in dienst van de luchtbescherming, waaronder ook veel "buitendienst gestelde" Nederlandse militairen
De veranderingen die de Duitse bezetter doorvoerde laten de politieke beïnvloeding van de brandweer door de Duitse bezetter zien. Deze reorganisatie schiep de mogelijkheid waar de NSB, als uitvoerder van Duits beleid, haar invloed kon laten gelden. Deze ontwikkeling was eerder in Duitsland van de jaren 30 te zien Want vrijwel onmiddellijk na de machtsgreep door de Nazi’s begonnen met het reorganiseren van de brandweer. Alles in deze reorganisatie wees al onmiddellijk in de richting van een toekomstige oorlog.
Een nieuwe orde: centralisatie en het Duitse model (1940-1941)
De traditionele autonomie van de gemeentelijke brandweerkorpsen eindigde feitelijk al op 8 juli 1940. De Duitse bezetter gaf toen de opdracht om het brandweerwezen in Rotterdam te reorganiseren naar Duits voorbeeld, een opvallende stap na het bombardement van 14 mei 1940 op deze stad. Deze maatregel was de eerste en meest fundamentele stap in de centralisatie van de brandbestrijding, die later in heel Nederland zou worden doorgevoerd.
Om deze centrale sturing te effectueren, werd de Inspectie van het Brandweerwezen in het leven geroepen. Deze nieuwe nationale instantie stond onder direct toezicht van de bezettingsautoriteiten en doorbrak de oude gezagslijnen die van de korpsen naar de lokale burgemeesters liepen. Er werd een nieuwe, hiërarchische commandostructuur gecreëerd die reikte van het nationaal niveau, via districtsinspecteurs, tot in de kleinste gemeenten.
Nederland werd voor dit doel opgedeeld in vijf districten. De provincie Noord-Brabant werd samen met Limburg ingedeeld in District IV. Deze indeling was van strategisch belang, omdat het de zuidelijke provincies bestuurlijk samenvoegde, wat een uniforme implementatie van beleid en de inzet van materieel en personeel over een groter gebied vergemakkelijkte. De belangrijke functie van rijksinspecteur van het brandweerwezen ging naar ir. D. A. Budde, die goede contacten had met de Duitse autoriteiten.
Het besluit brandweerwezen 1943: formalisering van politiecontrole
Een volgende, cruciale stap in de onderwerping van de brandweer aan het bezettingsregime was het Besluit Brandweerwezen 1943. Dit besluit formaliseerde de ondergeschiktheid van de brandweer aan de politie, een organisatie die door de bezetter al in een vergevorderd stadium van nazificatie verkeerde. Met dit besluit werd de Staatsbrandweerpolitie ofwel de Brandweerpolitie opgericht.
In Rotterdam werd ir. D. A. Budde in mei 1942 benoemd tot de hoogste commandant van de brandweer, en in 1943 krijgt hij de nieuwe rang van luitenant-kolonel. Hij verhuisde pas begin 1943 daadwerkelijk van Eindhoven naar Rotterdam.
Staatsbrandweerpolitie
In de acht grootste Nederlandse steden, waaronder Eindhoven als zevende stad met meer dan 100.000 inwoners, werden de beroepsbrandweerkorpsen omgevormd tot Staatsbrandweerpolitiekorpsen. In achttien andere, door het departement aangewezen gemeenten, werden de korpsen omgevormd tot gemeentebrandweerpolitie. In alle overige gemeenten werd de brandweerzorg toevertrouwd aan hulporganen van de politie.
Deze reorganisatie had verstrekkende gevolgen: brandweerlieden werden onderworpen aan de rangen en standen van de politie en moesten politie-uniformen dragen, wat hun integratie in het staatsveiligheidsapparaat van de bezetter visueel en functioneel bekrachtigde.
Foto uit 1942 in de brandweerkazerne aan de Paradijslaan Eindhoven. Het 25-jarig jubileum , 1917 - 1942 van Michel Grijseels en Bertus van Gestel.
Helemaal links staat Jan Schmeink en rechts Ko Nieman.
Pulles is in febrauri 1942 benoemd tot oorlogsburgemeester door Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart. Hierna nam de invloed van de NSB toe op het gemeentelijk bestuur.
De Duitse bezetter ontsloeg de zittende burgemeester en verving deze door een NSB’er, Dr. H.A. Pulles, die op 1 februari 1942 werd aangewezen. Door de reorganisatie had de burgemeester in theorie echter geen invloed meer op de politie en brandweer. Wel kon hij NSB-leden voordragen bij de brandweer, wat vanaf die periode ook gebeurde. Loyaliteit aan de NSB werd belangrijker geacht dan kwaliteit.
De sleutelpositie van politiecommissaris was in september 1941 al door de bezetter toevertrouwd aan een fanatieke partijgenoot, F.M.J. Vermeulen. Hij had de expliciete opdracht een pro-Duitse en nationaalsocialistische stempel op het politiekorps te drukken.
In 1943 werd het Eindhovense politiekorps een onderdeel van de Staatspolitie-Brandweer. Als commandant van deze afdeling werd J. Schmeink benoemd. Hij was een anoniem maar overtuigd lid van de NSB. Eerder in 10 april 1942 was Schmeink, aangesteld als technisch ambtenaar van de Gemeentebedrijven, gedetacheerd bij de Gemeentelijke Brandweer, in de rang van adjunct-hoofdbrandmeester. In de functie van "Kapitein" was Schmeink commandant van de Eindhovense brandweer van 1 augustus 1943 tot 5 september 1944.
Hiernaast kwamen nog een aantal NSB-leden in dienst als beroepsbrandweerman. Al deze personen werden na de bevrijding direct ontslagen en een aantal werd zelfs strafrechtelijk vervolgd en soms veroordeeld.
De overgang van de lokale brandweer naar een Staatsbrandweerpolitie was meer dan een administratieve verschuiving; het was een ideologische onderwerping van een van oudsher civiele dienst. De brandweer, traditioneel gericht op het dienen en beschermen van de burgerbevolking, werd nu een instrument van een controlerende staatsmacht. De politie, en daarmee de brandweer, stond onder direct gezag van de Höhere SS- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter, die de diensten primair beoordeelde op hun loyaliteit aan het nationaalsocialisme en hun nut voor de Duitse oorlogsvoering.
Een veelzeggend detail is het onderscheid dat na de oorlog werd gemaakt: de bezettingsstructuur kende een Inspectie van het Brandweerwezen met een toezichthoudende, controlerende taak, terwijl de Nederlandse regering in ballingschap in september 1944 per Koninklijk Besluit een Inspectie voor het Brandweerwezen instelde met een expliciet dienende taak. De ondergeschiktheid aan de politie was de sleutel die de deur opende voor directe politieke beïnvloeding. Een NSB-gezinde burgemeester of politiecommissaris had nu het formele gezag om de brandweerleiding te benoemen, te ontslaan en te sturen, wat de installatie van politiek (on-)betrouwbare figuren aanzienlijk vereenvoudigde.
Bron: Het vrije volk 24-08-1948
Hij kreeg uiteindelijk zes jaar gevangenisstraf, met voortijdige aftrek van de tijd die hij sedert 7 mei 1945 in bewaring had doorgebracht.
Na de oorlog werd voor iedereen duidelijk dat sinds de komst van Budde in 1942 uitsluitend NSB'ers werden aangenomen voor de hogere rangen, ongeacht hun capaciteiten. Hij was bij het Rotterdamse verzet zeer gehaat en stond zelfs bovenaan een lijst van personen die geliquideerd moesten worden. De woede op hem was het gevolg van het feit dat hij diverse brandweerlieden had verraden bij de SD, wat in één geval leidde tot de dood van brandweerman Leendert Eland.
Een daadwerkelijk geplande aanslag op hem mislukte op 3 maart 1945. Als represaille werden dertig brandweermedewerkers gearresteerd. Tien van hen werden naar concentratiekamp Amersfoort gestuurd, tien werden naar Duitsland gestuurd voor dwangarbeid en tien oud-militairen werden krijgsgevangen genomen.
Budde zelf werd na de oorlog veroordeeld wegens het in tijd van oorlog opzettelijk verlenen van hulp aan de vijand en het blootstellen van anderen aan opsporing, vervolging, vrijheidsberoving of beperking door of vanwege de vijand of diens helpers. Hij is nooit meer teruggekeerd in Eindhoven.
Bij de bronnen meer links betreffende zijn veroordeling.
J. J. F. C. M. Schmeink, (1944) Brandweer commandant.
W.A. nummer: 5319
N.S.B. stamboeknummer: 107202
Het einde van Schmeinks commando was tekenend voor de mentaliteit van veel collaborateurs. Toen de geallieerde legers in september 1944 naderden, tijdens de dagen die bekend werden als 'Dolle Dinsdag', deserteerden commandant Schmeink, onderluitenant A. F. Fock en een aantal andere brandweermannen die in de oorlogsjaren als NSB'er een functie bij het korps hadden gekregen. Schmeink vluchtte een paar dagen later en nam daarbij de commandowagen van het korps mee. Hij verterkt rond 16 september naar Schalkhaar, waar hij tijdelijk Kompanieführer Arbeits Kontrolle Dienst (AKD) was. Op 30 september 1944 trad hij in dienst bij de Staatsbrandweerpolitie in Winterswijk en later in Deventer. Op 18 oktober kreeg hij een 'marsbevel' van H. Assmann om vandaar naar de Duitse stad Beeskow te gaan. Lees verslag hieronder over de laatste dagen voor de bevrijding van Eindhoven.
Na de bevrijding op 18 September wordt de Staatsbrandweerpolitie opgeheven. Het beroepskorps gaat op die datum weer naar de gemeente over. Het commando wordt opnieuw opgedragen aan ir. H. G. van Veldhoven. De heer J.G. (Ko) Nieman wordt aangewezen tot plaatsvervangend commandant, vanaf 1963 commandant.
De sterkte van het beroepskorps loopt terug tot 65 man. De oorzaak hiervan ligt o.a. in de desertie van enkele N.S.B.-functionarissen, onder wie commandant J. Schmeink en de schorsing van enkele personeelsleden.
Per 1 oktober 1944 draagt het Militair Gezag (Sectie IV) de Eindhovense Brandweer op een mobiele brandweercolonne te formeren ter sterkte van 80 man; 76 man worden op arbeidscontract in dienst genomen. De brandweer staat vier bevelhebbers af om deze manschappen op te leiden. Het materieel, bestaande uit 24 motorspuiten en 12 trekkers, levert Militair Gezag. De legering heeft plaats in een gebouw van Gemeentebedrijven aan de Rietvinkstraat.
Vijftien brandweermannen werden direct na de bevrijding ontslagen omdat ze NSB lid waren, een aantal zijn veroordeeld tot internering zoals Schmeink en Fock.
Proces tegen Schmeink
Na zijn vertrek uit Eindhoven, waar hij op 19 september werd ontslagen, vluchtte hij op 8 september 1944 naar nog bezet gebied en ging hij naar Schalkhaar, waar hij tijdelijk Kompanieführer A.K.D. was. Op 30 september 1944 trad hij in dienst bij de Staatsbrandweerpolitie in Winterswijk en later in Deventer. Op 18 oktober kreeg hij een 'marsbevel' van H. Assmann om vandaar naar de Duitse stad Beeskow te gaan. Hans Aßmann uit Hannover was sinds januari 1944 de Duitse brandweerchef in Nederland. Op 17 februari 1945 werd hij aangesteld als Gewestelijk Inspecteur Brandweerwezen te Arnhem, met als standplaats Nijverdal.
Na de totale bevrijding van Nederland op 5 mei 1945 meldde hij zich op 18 mei 1945 bij de politie van Eindhoven en werd direct gearresteerd.
In maart en november 1946 moest hij voor het Eindhovens Tribunaal verschijnen. Het Eindhovensch dagblad van 6 maart 1946 schrijft over zijn daden.
"Zware beschuldiging tegen de ex-brandweercommandant J. F. C. M. Schmeink, wonende aan de Wilakkerstraat nr. 1. Beklaagde moest zich verantwoorden inzake zijn N.S.B.-lidmaatschap (N.S.B. stamboeknummer: 107202), zijn functie van sportleider bij de W.A. (W.A. nummer: 5319), een in Duitsland gevolgde cursus over het brandweerwezen, enz. Zonder verdediger voor zijn rechters verschijnend, trachtte beklaagde op onbeholpen manier zijn gedragingen tijdens de bezetting te rechtvaardigen, echter zonder veel resultaat te boeken. De diverse met elkaar overeenstemmende getuigenverklaringen spraken te sterk en wezen op zijn vergiftige propaganda, zijn herhaaldelijke collectes voor Frontzorg en on-Nederlandse uitlatingen en handelingen. Het tribunaal oordeelde een maximum internering (tien jaar) met verlies van de kiesrechten en ontzetting uit het recht een openbare functie uit te oefenen hier op zijn plaats."
Het Eindhovensch dagblad 27-11-1946 schrijft over zijn tweede verschijning voor het tribunaal.
"Een branderig geval. Johannes J. F. C. M. Schmeink, hoofdbrandweermeester te Eindhoven. Toen hij uit Eindhoven vluchtte, ging hij naar het Noorden en aan zijn partijsuperieuren schreef hij dat hij hoopte naar Eindhoven terug te keren wanneer de Duitsers Eindhoven zouden hebben heroverd. Voor Winterhulp en Frontzorg collecteerde hij en wie niet gaf, kreeg een uitbrander. Hij ontkende echter om deze reden de promotie van brandmmester H.A. Schutjes te hebben tegengehouden, ondanks drie positieve getuigenverklaringen dienaangaande. Ook spraken de getuigen over de verplichting die Schmeink zijn ondergeschikten oplegde om één procent van hun salaris bij te dragen voor deze ‘liefdadige doeleinden’. Op de vorige zitting had hij echter alles bekend, evenals een beledigende uitlating over de Koningin. Het laatste was nu een ‘ongelukkige opwelling’.
Op Dolle Dinsdag trok hij er met een van de luxe wagens van de brandweer tussenuit. In ontmantelde staat had men deze later teruggevonden. Voorts vorderde hij op dezelfde dag met Duitse hulp een transportwagen met benzine en olie ten gerieve van de vlucht van Majoor Vermeulen c.s. In de kazerne hing hij foto’s van Hitler en Mussert op.
Mr. Meyer uit ’s-Hertogenbosch schetste de levensloop van zijn cliënt, die de keuze had zijn positie te houden en te verbeteren of zijn gezin aan ellende bloot te stellen. Wat de brandweercursussen betreft, ging hij uit van de stelling “inimicis docetur” (van zijn vijanden leert men!). Ons inziens had Schmeink hiervoor echter even goed naar Amsterdam of Rotterdam kunnen gaan, daar de brandweerorganisaties in deze beide steden, tezamen met de Londense en New Yorkse brandweer, tot de beste ter wereld gerekend werden! Ten gunste van Schmeink voerde mr. Meyer enige goede getuigenverklaringen aan, onder andere van de gemeentesecretaris en van de kampcommandant. Voor Schmeink, die in Eindhoven niet bekend stond als prominent NSB’er, vroeg hij uiterste clementie. Het tribunaal achtte het ten laste gelegde bewezen en gaf de regering het advies de internering te beperken tot 1 mei 1950. Voorts werden Schmeink de kiesrechten en de radio ontnomen, alsook het recht om enige openbare functie te bekleden.
Proces tegen A. L. Fock
Het Eindhovensch dagblad 21 augustus 1947 schrijf over A. L. Fock.
De zaak tegen Anne L. Fock, die het lidmaatschap van de NSB en het Technisch Gilde op zijn naam had staan. Verder meldde hij zich aan voor dienstneming bij de Nederlandse SS, waarvoor hij echter na korte tijd bedankte. In Berlijn volgde hij twee brandweercursussen. 'Pro forma' gaf hij zich op als lid van de Landstorm, teneinde een strijdvraag op te lossen: of een brandweerman tevens een Landstormer kon zijn. Met Weber kwam hij geregeld bij Moeke Rovers samen ( Hotel –Café St. Jan tegenover het politiebureau, Grote Berg 20 waar veel "foute" agenten samen kwamen, Moeke is geïnterneerd tot 15 mei 1947) en Sicherheitsdienst Weber was ook de persoon die hem een woning bezorgde: volgens Weber een Jodenwoning, volgens beklaagde een SS-woning. Mr. Verdijk loste dit duistere punt op door te veronderstellen dat de betreffende woning, voordat zij een SS-woning werd, wel een Jodenwoning zal zijn geweest. Hij verzocht het Tribunaal Fock aan de maatschappij terug te geven, gezien het feit dat zijn verkeerde daden gering waren en opdat zijn technische kennis ten nutte van de gemeenschap zou kunnen komen. Het Tribunaal achtte het ten laste gelegde bewezen en besloot tot internering tot 1 juni 1948 en ontzetting uit de kiesrechten.
Bronnen
Peter Snellen
Document over Budde
Boek: De brandweer van de lichtstad, hoofstuk De bezetting pagina's 55 t/m 72, uitg. 1992, ISBN 90-70674-09-2
Han Nieman
Documenten over Schmeink en diverse Brandweerdocumenten.
Brandweer Eindhoven:
https://eindhovenfotos.nl/1/brandweer_eindhoven.htm
https://eindhovenfotos.nl/1/oorlogsjaren_brandweer_eindhoven.htm
https://www.eindhovenfotos.nl/12/brandweer-gebouwen-eindhoven.html
Documenten Brandweer 5 - 26 september 1944
https://eindhoven4044.nl/11/verslag-nieman.html
Verslag als PDF https://eindhoven4044.nl/4/VerslagKoNieman.pdf
Schmeink in Witte dorp:
https://eindhoven4044.nl/8/wittedorp.html
Foto's en oorkonde gevonden in een verstopt koektrommel op zijn oude adres: 1e Wilakkersstraat 1.
Aanwezig bij https://www.rhc-eindhoven.nl
Extra informatieBrandweer inspectie tijdens de bezetting 1940-1945
https://adoc.pub/2-de-inspectie-tijdens-de-bezetting.html
Van Rijksbrandweer naar Feuerschutzpolizei-Abteilungen in Nederland tijdens de Duitse bezetting
https://library.oapen.org
Extra gegevens:
De top acht grootste steden in Nederland tijdens de periode 1940-1945
Inwoners aantallen is een globale schatting
800.000 inwoners Amsterdam
625.000 inwoners Rotterdam
500.000 inwoners Den Haag
165.000 inwoners Utrecht
140.000 inwoners Haarlem
125.000 inwoners Groningen
115.000 inwoners Eindhoven
100.000 inwoners Arnhem
Door de staatspolitie verdwenen de oude vertrouwde rangen als commissaris van politie,
(hoofd)inspecteur van politie en (hoofd)agent van politie, die plaats maakten voor rangen
als kapitein, (opper)luitenant en hoofdwachtmeester, opperwachtmeester en (onder)wacht-
meester. Voor de hogere functies (hoofdofficieren) werden rangen ingevoerd als generaal-
majoor, kolonel, luitenant-kolonel en majoor.
Meer informatie over Budde:
ir. Derk Antonie Budde
Woonadressen in Eindhoven:
Helmerslaan 10a vanaf 1930 tot 10-03-1941
Aalsterweg 277 tot 13-01-1943.
Rotterdam, 's-Gravenwetering 7
Artikel over Staatsbrandweerpolitie Reorganisatie 1944
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011003650:mpeg21:p001
Artikel over zijn veroordeling in 1948 (Het vrije volk : 24-08-1948)
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010950103:mpeg21:p002
https://oorlogvoorderechter.nl/naam/?id=182475
Johannes J. F. C. M. (Jan) Schmeink
Geboren Den Bosch 9 mei 1898 - overleden Berlicum 10 juni 1992
Schmeinck ontvangt 11 mei 1944 het W.A.-Strijdersteken (Weerbaarheidsafdeling van de NSB)
Artikelen over veroordeling Schmeink
Eindhovensch dagblad 06-03-1946
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB27:017809055:mpeg21:p00002
Eindhovensch dagblad 27-11-1946
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB27:017808127:mpeg21:p00007
Schmeink in CABR https://oorlogvoorderechter.nl/naam/?id=27187
De militarisering van de brandweer bereikte een hoogtepunt in het voorjaar van 1944 met de oprichting van de Staatsbrandweerpolitie-afdeling Brabant. Dit was geen regulier gemeentelijk korps, maar een mobiele, gekazerneerde en militair georganiseerde eenheid, direct gemodelleerd naar Duitse voorbeelden. De oprichting van deze afdeling, samen met haar zusteronderdeel afdeling Holland, was een direct bevel van Rauter.
De afdeling Brabant bestond uit vier compagnieën met een totale sterkte van 599 man en was strategisch gestationeerd in Deurne en Winterswijk. De keuze voor deze locaties was niet toevallig: ze lagen dicht bij het industriële Ruhrgebied, dat een primair doelwit was van geallieerde bombardementen. De eenheid was bedoeld om de Duitse oorlogsindustrie te beschermen.
Hoewel het personeel bijna volledig bestond uit Nederlanders – vaak gedemobiliseerde militairen die zich aanmeldden om de Arbeitseinsatz (gedwongen tewerkstelling in Duitsland) te ontlopen – stond de leiding onder controle van Duitse officieren. Het materieel, waaronder dertig brandweerwagens in Deurne, was Duits eigendom en droeg het embleem van de Ordnungspolizei.
Veel rekruten kwamen bedrogen uit. Ze dachten dienst te nemen bij een Nederlandse brandweer, maar werden ingezet voor de Duitse oorlogsinspanning. De afdeling Brabant werd niet alleen in Nederland ingezet, zoals na het bombardement op Nijmegen, maar ook bij grootschalige branden in Duitse steden als Essen, Aken, Wesel en Emmerich. Deze realiteit leidde tot aanzienlijke weerstand en desertie. Alleen al in Deurne doken in februari 1944 negentien leden onder, waarmee zij de doodstraf of opsluiting in een concentratiekamp riskeerden.
De oprichting van deze gemilitariseerde eenheid toont aan dat de nazificatie van de brandweer een tweeledig doel diende: ideologische controle over de civiele bescherming in Nederland en het coöpteren van Nederlandse mankracht en middelen voor de directe strategische belangen van het Duitse Rijk.
Deurne: Een Microkosmos van Lokaal-Staat Conflict
De situatie in Deurne biedt een ander perspectief, waarbij de frictie tussen de opgelegde staatsmacht en de gevestigde lokale gemeenschap centraal staat. Deurne was de standplaats van de leiding en een deel van de compagnieën van de gemilitariseerde Staatsbrandweerpolitie-afdeling Brabant.
Er bestond een aanzienlijke rivaliteit tussen deze professionele, van buitenaf opgelegde Rijksbrandweer en de lokale vrijwillige brandweer van Deurne. De vrijwilligers, diep geworteld in de dorpsgemeenschap, zagen de Rijksbrandweer als een vreemd en collaborerend element. Deze animositeit kwam tot uiting in een soort competitie.
In het verslag van de vrijwillige brandweer werd het als een "overwinning" beschouwd wanneer zij als eerste ter plaatse waren bij een incident, zoals een neergestort geallieerd vliegtuig, en daarmee de beroepskrachten van de bezetter te snel af waren.
Deze spanning was niet beperkt tot de manschappen. Toen de commandant van de Rijksbrandweer in Deurne, kapitein H. Bresser, in december 1943 de burgemeester van Deurne officieel uitnodigde voor een cabaretavond, stuurde de burgemeester een kort en afwijzend antwoord. Hij liet weten niet op de uitnodiging in te kunnen gaan, een subtiel maar duidelijk signaal van non-coöperatie en een weigering om te fraterniseren met een instituut dat de bezettingsmacht diende. De 'race' naar een brand was dus meer dan professionele ijver; het was een symbolische daad, een bevestiging van de eigen competentie en loyaliteit aan de lokale gemeenschap, en een afwijzing van de nieuwe, door de bezetter opgelegde orde.
Lees ook: https://www.deurnewiki.nl/wiki/index.php?title=Rijksbrandweer